LEGUANEN
1. Beschrijving en geslachtsonderscheid
De grootste tot nu toe bekende groene leguaan was in totaal 230 cm lang bij een gewicht van 10.5 kg! De meeste groene leguanen bereiken een totale lengte van "slechts" 120-140 cm (mannetjes) resp. 90-100 cm (vrouwtjes) bij een kop-romp-lengte van 45-55 cm (mannen) resp. 35-45 cm, waarbij de vrouwtjes gemiddeld 75 %van het gewicht van de mannetjes bereiken. Op het droge Curaçao blijven de groene leguanen veel kleiner kop-romp-lengte: maximaal 32 cm, gewicht tot 1400 gram. Iguana iguana bezit een relatief grote kop en een licht zijdelings afgeplat lichaam. Karakteristiek is een grote keelflap die aan de voorkant stekels draagt en die volledig ontvouwen kan worden met behulp van een benige spanner, die tot het systeem van het tongbeen behoort. Groene leguanen bezitten een hoge rugkam, die zich voortzet tot en met het eerste derde deel van de staart. Van Iguana delicatissima onderscheidt de groene leguaan zich door de aanwezigheid van een parelmoerkleurige grote schub onder het trommelvlies achter op de onderkaak. Volwassen leguanen hebben een grijs- tot olijfgroene grondkleur met donkere, licht omrande dwarsbanden. De rug van de meeste leguanen heeft geen tekening. Soms echter komen er exemplaren voor met een uitgesproken nettekening. Tijdens de paartijd worden bij sommige exemplaren kop en voorpoten (eventueel ook het hele lichaam) rood-oranje tot goud. Deze verkleuring is echter qua verdeling en intensiteit onafhankelijk van het geslacht. In Manuel Antonio (Costa Rica) is in 1992 een groene leguaan waargenomen met een intens steenrode kop en rugkam.
Jonge dieren zijn helder groen gekleurd. Zij bezitten een geel-omrande zwarte vlek op de oogleden. De functie van dit kenmerk is onbekend, mogelijk heeft het iets te betekenen in het groepsgedrag vanjonge leguanen, die elkaar wegens hun schutkleur anders moeilijk zouden kunnen onderscheiden. Volgroeide mannetjes bezitten een zeer massieve kop en de kaakspieren zijn sterk hypertroof (vergroot). Bij hen is de keelwam ongeveer 30 % groter dan bij de vrouwtjes. Het duidelijkst echter kunnen volgroeide groene leguanen aan de hand van de ontwikkeling van rugkam en femoraalporiën onderscheiden worden. Bij geslachtsrijpe mannetjes bedraagt de diameter van de grootst femoraalporie 1-4.5 mm, terwijl die bij wijfjes in de regel onder de 1 mm blijft. Ook de rugkam is bij volwassen mannen aanzienlijk hoger (tot 50 mm) dan bij even grote vrouwen. Bij beide geslachten groeien de rugstekels in de buurt van de nek het snelst. Terwijl in de loop van de verdere groei bij de mannen de rest van de rugkam vrij snel het niveau van het nekgedeelte bereikt, blijven bij de vrouwtjes de nekstekels gedurende hun hele leven het hoogst.
Moeilijkheden bij geslachtsbepalingen doen zich voor bij kleine en bij, door dominante dieren onderdrukte, mannetjes, omdat deze in uiterlijk en gedrag op vrouwtjes lijken (seksuele mimicry). Een ander, relatief betrouwbaar geslachtskenmerk zijn de bij volwassen mannen goed zichtbare hemipenissen aan de buikzijde bij de staartbasis. Het sonderen in de hemipeniszakjes moet afgeraden worden omdat deze methode bij jonge dieren onbetrouwbaar is en het tot beschadigingen aanleiding kan geven. Bij volwassen leguanen zijn de secundaire geslachtskenmerken in de regel voldoende voor een eenduidige geslachtsbepaling zodat sonderen overbodig is.
2. Korte beschouwing over de anatomie van de groene leguaan
De uiterlijk verschijning van de groene leguaan werd al in hoofdstuk 1 beschreven. In het volgende deel willen we nog een paar, voor de verzorger relevante aspecten van de inwendige anatomie van deze hagedis bespreken, waarbij we vooral op het spijsverterings-, het ademhalings- en het urogenitale systeem in zullen gaan.
a. Spijsverteringssysteem
De mond- en keelholte, de slokdarm en de maag vormen het voorste deel, de dunne (ileum) en de dikke darm (colon en rectum) vormen samen met de cloaca het achterste deel van het spijsverteringskanaal. In plaats van een blinde darm bezit de groene leguaan slechts een blindedarmachtige verwijding van het colon. Andere organen die een rol spelen bij de spijsvertering zijn de lever en de alvleesklier.
De groene leguaan bezit lippen, die echter niet gespierd en daarom onbeweeglijk zijn. De zeer beweeglijke vlezige tong is behalve voor de voedselopname ook van belang als hulporgaan bij het waarnemen van geurstoffen. Door het "tongelen" blijven er geurstoffen aan de tong kleven die bij het terugtrekken naar het orgaan van Jacobson, aan de voorkant in het monddak, gebracht worden en daar worden waargenomen. De maar weinig gedifferentieerde (homodonte) tanden bevinden zich zoals bij alle leguaanachtigen aan de binnenkant van de kaken (pleurodont).
De slokdarm (oesophagus) begint achter de opening van de luchtpijp en is verhoudingsgewijs lang. Er zitten lengteplooien in, die nodig zijn om voldoende ruimte te verschaffen als er voedseldelen moeten passeren. De slokdarm loopt aan de rugzijde langs de lever en mondt uiteindelijk uit in de maag.
Het voorste (cardiale) deel van de maag is vergroot en bezit aanzienlijk diepere lengteplooien dan de slokdarm en bevindt zich aan de linkerkant van het lichaam. Aan de rugkant van de maag ligt de langgerekte milt, die afhankelijk van de doorbloeding blauwrood tot violet van kleur is. De maag verloopt verder naar de rechterkant van het lichaam waar het dicht bij de alvleesklier (pancreas) ligt. Aan de uitgang van de maag (pylorus) bevindt zich voor de uit-monding in de dunne darm een dikke kringspier.
De dunne darm komt tenslotte uit in de sterk vergrote dikke darm. Het begin van dit darmgedeelte wordt gevormd door een grote uitstulping, de blinde-darmachtige verwijding. In het verdere verloop van de dikke darm bevinden zich een volledig cirkel-vormige en 3-6 halve-maanvormige dwarsvouwen, die dit darmdeel in compartimenten verdelen, die voor de microbiële vertering van groot belang zijn.
De dikke darm (colon) vernauwt zich ten slotte in de endeldarm (rectum), die in de cloaca uitmondt. De cloaca wordt in drie delen verdeeld: het coprodeum, waar de endeldarm in uit komt, het urodeum, met de openingen van de urinewegen en de geslachts-organen en tot slot het proctodeum dat het achterste deel van de cloaca vormt.
De bruin- tot zwartrode lever neemt een aanzienlijk deel van de voorste buikholte in. Deze ligt achter het hart en bezit een rug-en een buiklob. De groene galblaas is bij het voorste deel van de buiklob gelokaliseerd.
b. Ademhalingsstelsel
Onmiddellijk achter de tongbasis bevindt zich de kraakbenige opening van de luchtpijp (glottis) die tijdens de adempauze door een deksel (epiglottis) afgesloten wordt. De door kraakbeenringen verstevigde luchtpijp (trachea) splitst zich ter hoogte van het hart in de beide hoofdbronchiën, die elk een long bedienen. De longen liggen aan de rugzijde van de lever in het bovenste deel van de pleuroperitoneale holte (lichaamsholte). Het voorste deel van elke long vertoont een duidelijke compartimentering terwijl het achterste deel zakvormig van struktuur is.
c. Urogenitaalapparaat
De beide nieren zijn bruinrood van kleur en liggen bijzonder ver naar achteren in de lichaamsholte en reiken tot in het bekken. Het achterste deel van de linker- en de rechternier zijn met elkaar vergroeid. De urineleiders (ureters) verlopen langs de buikzijde van de respectievelijke nier. Bij de vrouwelijke leguaan monden de urineleiders via de urineleiderpapil, die zich dicht achter de geslachtspapil (opening van de eileider) bevindt, uit in de cloaca. Bij mannetjes leguanen komen urineleiders en zaadleiders samen uit in een gemeenschappelijke papil (urogenitale papil) in de cloaca.
De eierstokken bij vrouwtjes bevinden zich voor de bijnieren aan de rugzijde naast het midden van het lichaam, ongeveer bij de overgang van het tweede naar het derde deel van de lichaamsholte. De follikels zijn, afhankelijk van de mate van funktioneren van het orgaan min of meer duidelijk als blaasvormige strukturen te onderscheiden. De in inaktieve toestand platte eileiders (oviducten) verlopen aan weerszijden van elke eierstok naar achteren naar de cloaca.
De langgerekte zaadballen (testes) bevinden zich bij de mannetjesleguaan op dezelfde plaats als de eierstokken bij het vrouwtje en ze zijn net als deze iets ten opzichte van elkaar verschoven. De grootte is net als die van de eierstokken aan veranderingen onderhevig. De bijbal (epididymis) bevindt zich aan de zijkant van de zaadbal en komt uit in de zaadleider, die aan de rugzijde van de respectievelijke nier tot aan de cloaca loopt.
De mannetjesleguanen bezitten een gepaard copulatieorgaan (hemipenes), dat echter