VAS REGLEMENT 2001

_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Klassenindeling

   De deelnemende wagens zullen in volgende klassen worden ingedeeld:
        Regionaam       Klasse A :   -1600 cc
                                 Klasse B :   +1600 cc
        Promo               Klasse C :    -1600 cc
                                 Klasse D :   +1600 cc

Art. 1 Banden en velgen.
    1.       Banden en velgen moeten minstens over 1/3 van hun omtrek door het koetswerk bedekt zijn.
    2.       Per as moeten banden en velgen van hetzelfde type en materiaal zijn.
    3.       Velgen mogen geen barsten vertonen en moeten zuiver zijn bij het aanbieden op TC.
    4.       Spoorverbreders en wielbouten moeten uit 1 stuk bestaan. Geen verlenging of samenstelling via spoorverbreders.
    5.       a. Wielbouten moeten minstens over een lengte gelijk aan de eigen schroefdraad-
               diameter ingeschroefd worden.
            b. Wielmoeren moeten over dezelfde lengte als de eigen schroefdraaddiameter
               opgeschroefd worden.
           c. Alle wielbouten of moeren moeten gemonteerd zijn.
    6.       Banden opwarmen op om het even welke manier is verboden op straf van uitsluiting.
    7.       Het is verplicht spatlappen aan te brengen achter de aangedreven wielen. Deze moeten op een degelijke manier worden bevestigd zodat zij effectief nut hebben,
           max. 8 cm vrije hoogte van de grond en de volledige breedte van de band bedekken.
    8.       Tractor- en speciale banden zijn verboden.
    9.       Max. toegelaten profiel: blok 38 mm, groef 10 mm en diagonaal groef vrij.
    10.     Voor promo klasse :
   
        Het volledige wiel (flank+ velg+opgepompte band) zal op om het even welk ogenblik moeten passen in een U-maat met opening van 200mm,op een niet belast deel           
           van het wiel.

 Art. 2 Batterij.
    1.       De batterij moet stevig en permanent bevestigd zijn.
    2.       Stroomgevende pool (+ pool) moet afgedekt zijn met een degelijk isolerend materiaal. (plakband of tape is niet toegelaten).
    3.       Indien de batterij niet op de originele plaats staat, moet deze volledig afgeschermd zijn met isolerend materiaal.
 
Art. 3  Brandblusser.
    Brandblussers monteren is niet toegelaten.

Art. 4  Brandstofleidingen en pomp.
    1.       Brandstofleidingen in de cockpit moeten uit brandvrij materiaal zijn en zonder koppelingen.
    2.       Brandstofleidingen moeten vastgeschroefd worden.
    3.       De leiding mag niet tussen de verticale steunen van de rolkooi en het koetswerk lopen.
    4.       Leidingen moeten op min. 10 cm van elektrische bedrading gemonteerd zijn.
    5.       Brandstofpomp mag in de kofferruimte worden gemonteerd, maar moet afgeschermd worden met brandvrij materiaal.

Art. 5  Brandstoftank.
    1.       Tankinhoud max. 20 l.
    2.       Indien de originele tank niet behouden wordt, moet deze vervangen worden door een tank met een max. inhoud van 20 l.
    3.       De vervangende tank moet vastgeschroefd worden op 30cm van de buitenzijden van het koetswerk.
    4.       Indien tank gemonteerd in koffer, moet deze volledig afgeschermd worden met brandvrij materiaal.
    5.       In de kofferbodem moeten boringen voorzien zijn, zodat bij het tanken gemorste brandstof weg kan lopen.
    6.       De tank mag in gelijk welke omstandigheden geen vloeistof verliezen.
    7.       De sluiting van een tank, die in de koffer gevuld word, mag geen ontluchting hebben.
    8.       Tankontluchting moet min. 5 cm boven het hoogste punt van de tank gemonteerd worden.

 Art. 6  Bumpers.
    1.       Bumpers mogen in geen geval vervangen worden door verstevigingen en mogen niet versterkt worden.
    2.       Indien bumpers verwijderd worden moet dit gebeuren samen met hun steunen.

Art. 7  Carterbeschermer.
    Alle wagens mogen met een carterbeschermer uitgerust worden.

Art. 8  Carterontluchting.
    1.       Deze mag niet vrij op de grond gericht zijn.
    2.       Indien de originele carterontluchting niet behouden is, moet zij zijn afgeleid naar een opvangtank met een minimuminhoud van 2 l .
    3.       De tank moet van onbrandbaar materiaal zijn en voorzien van een ontluchting.
    4.       Deze tank dient stevig en met brandvrij materiaal bevestigd te worden.
    5.       Plaatsing in cockpit is niet toegelaten.
    6.       Opvang en ontluchtingspunt van de tank moeten het hoogste punt van de tank zijn.

Art. 9  Deuren.
    1.       Deuren moeten hun originele klink, scharnieren en sloten behouden.
    2.       Openen moet kunnen gebeuren zonder gebruik van gereedschap en dit zowel langs binnen als langs buiten.
    3.       Indien de binnenbekleding verwijderd is, moeten alle scherpe kanten doeltreffend afgeschermd zijn.
    4.       Deuren (ook 3de of 5de deur) moeten gedurende de hele duur van de wedstrijd aanwezig zijn op hun originele plaats.

Art. 10  Hermetische afdichting.
    Brandstoftank, batterij, brandstofpomp en expantievat van de koeling moeten hermetisch afgesloten zijn van de cockpit en dit door middel van onbrandbaar materiaal.

Art. 11  Identificatie van de piloot.
    1.       Naam + bloedgroep van de piloot dienen op spatbord of deur van de wagen te worden aangebracht.
    2.       Deze identificatie dient verplicht aangebracht te worden met de door VAS ter beschikking gestelde zelfklever en dit aan beide zijden van de wagen.
    3.       Naam van de piloot mag bijkomend aangebracht worden op de achterste zijruiten in witte letters met een minimum hoogte van 5 cm.

Art. 12  Koetswerk.
    1.       Geen enkel mechanisch deel mag buiten het koetswerk komen.
    2.       Het koetswerk mag nergens uitstekende, scherpe hoeken of kanten vertonen.
    3.       De wagen moet over een metalen, niet verwijderbaar dak beschikken. Schuifdaken en sunroof zijn verboden.
    4.       Het koetswerk moet zijn originele staat behouden.
    5.       Zijdelingse verstevigen van het koetswerk zijn verboden.
    6.       Spatbordverbreders zijn toegelaten.
    7.       De wagen mag aan de binnenzijde worden leeggehaald.
    8.       Het koetswerk en de bodem van de wagen moeten in goede staat zijn, waarbij zij geen gevaar vormen voor de piloten en andere deelnemers.

Art. 13  Verlichting.
    1.       De wagen moet vooraan van koplampen en richtingaanwijzers ontdaan worden en gaten moeten afgedicht worden.
    2.       De stoplichten moeten goed zichtbaar zijn en enkel met het pedaal in werking komen.
    3.       De stoplichtingen moeten voorzien zijn van lampen van 21Watt.

Art. 14  Motor.
    1.       De motor moet merkgebonden zijn en met het originele aantal cilinders, zoals afgeleverd door fabrikant.
    2.       Motor moet ingebouwd worden in originele motorruimte.
    3.       Turbo’s en drukvullingen zijn verboden.
    4.       Voor promo klasse : Max. 2 kleppen per cilinder.

Art. 15  Motorkap en kofferdeksel.
    1.       Indien originele scharnieren en/of afsluitingen niet behouden zijn, dienen motor en kofferdeksel op de 4 hoeken voorzien te zijn van bijkomende veiligheidssluitingen.
    2.       Het openen moet kunnen gebeuren zonder gebruik van gereedschap.

Art. 16  Remleidingen.
    1.       Remleidingen die het laagste deel van de onderbouw vormen moeten extra beschermd worden.
    2.       Indien remleidingen door de bestuurdersruimte lopen, moeten op in- en uitgangen doorvoerrubbers geplaatst worden.
    3.       Remleidingen mogen niet tussen rolkooi en koetswerk gemonteerd worden.
    4.       Enkel geschroefde metalen koppelingen zijn toegelaten.
    5.       Enkel gehomologeerde remdrukregelaars zijn toegelaten.Homologatie moet door de piloot bewezen worden.

Art. 17  Rolkooi.
    1.       Rolkooi verplicht voor alle voertuigen.
    2.       Diagonaalsteun verplicht.
    3.       Een uitbreiding van de rolkooi naar de veerpoten toe en een verstevigingsbaar tussen de veerpoten is toegelaten.
    4.       De rolkooi moet gemaakt worden uit naadloze stalen buis van minimum 38 mm doorsnede en 2 mm dik, volgens de FIA norm.
    5.       Bochten mogen geen plooiribbels vertonen.
    6.       Laswerk moet uitgevoerd worden volgens de regels van de kunst.
    7.       De voet- en de contraplaten moet min 35 cm2 groot zijn,2 mm dik en bevestigd met minimum 2 bouten van 8 mm.
    8.       De beugels van de rolkooi moeten zo nauw mogelijk de omtreklijnen van het koetswerk volgen.
    9.       Voorbeelden rolkooi; zie bijlage.
    10.  Kreukelzones moeten bewaard blijven.

Art. 18  Rubberleidingen.
    Deze leidingen van bijvoorbeeld olie of koelwater die door de cockpit lopen moeten over hun volledige lengte in de cockpit overkapt zijn, zodat bij een eventuele breuk de     piloot niet kan getroffen worden door vloeistof.

Art. 19  Ruitenwisser en ruitensproeier.  
    Alle wagens moeten uitgerust zijn met degelijk werkende ruitenwissers en ruitensproeiers.

Art. 20  Schokdempers.
    Vrij.

Art. 21  Spoilers.
    Vrij, maar moeten binnen de grenslijnen van de wagen blijven.

Art. 22  stroomonderbreker.
    1.       Verplicht
    2.       De stroomverbreker moet onder gelijk welke omstandigheden, alle stroom en spanningscircuits onderbreken.
    3.       Het moet een vonkvrij model zijn en bereikbaar van binnen de wagen en ook van buiten af.
    4.       Aan de buitenkant moet het uitschakelsysteem verplicht geplaatst zijn naast de onderkant van de voorruit aan de kant van de piloot.
    5.       De plaats van de stroomafsluiter moet zowel aan de buiten- als de binnenzijde van de wagen, worden aangeduid door een blauw wit gerande driehoek met daarin
           een rode vonk.

Art. 23  Stuurslot.
    Verplicht te verwijderen.

Art. 24  Trekogen.
    1.       De wagen dient,voor en achter, verplicht uitgerust te zijn met een ringvormig trekoog.
    2.       Openingsdiameter minstens 50 mm.
    3.       Trekogen moeten zichtbaar en binnen handbereik geplaatst zijn en mogen geen uitstekend deel zijn.
    4.       Bij voorkeur geschilderd in een van het koetswerk afstekende kleur.
    5.       Het trekoog moet aangeduid worden met een pijl.

Art. 25  Tussenschotten.
    1.       Tussen koffer, brandstoftank, motor en cockpit moeten tussenschotten aangebracht worden in brandvrij materiaal.
    2.       Deze schotten moeten hermetisch afsluiten tussen de verschillende compartimenten.
    3.       Doorvoerrubbers zijn verplicht voor alle leidingen die door deze schotten lopen.

Art. 26  Uitlaatsysteem.
    1.       Zij-uitlaat niet toegelaten.
    2.       Uitlaatopening mag achteraan max. 10 cm buiten de grenslijn van het koetswerk uitsteken.
    3.       Max. toegelaten geluidsgrens is deze zoals bepaald door de wettelijke reglementering (95 dB)

Art. 27  Veiligheidsharnas.
    Vierpuntsgordel verplicht.

Art. 28  Glasoppervlakken.
    1.       Voorruit in gelaagd glas of ander transparant materiaal van min 5 mm dik.
           Vb: Lexaan, makrolon of axxis (geen plexiglas)
    2.       Zijruiten (achter), origineel of ander transparant materiaal van min 3 mm dik.
    3.       Zijruit (GEEN plexi) aan de kant van de piloot dient gesloten te zijn.
    4.       Op de voorruit mag enkel een strook van 15 cm aan de bovenkant afgedekt zijn.
    5.       Op de achterruit enkel een strook van 8 cm bovenaan.
    6.       Alle zijruiten moeten vrij blijven van publiciteit.

Art. 29 Zetels.
    1.       Kuipzetels zijn toegelaten.
    2.       Zetels moeten op een degelijke en doeltreffende manier bevestigd zijn.
    3.       Zetel moet beschikken over een niet-afschuifbare kopsteun.

Art. 30  Persoonlijke uitrusting.
    1.       Race-overall volgens FIA-norm 86 verplicht voor alle klassen.
    2.       Het dragen van een doeltreffende helm is verplicht.
    3.       De staat van de helm mag niet afwijken van de oorspronkelijke staat. Geen herschildering, geen bijgemaakte gaten, geen vervorming binnenin.

Art. 31 Aandrijving
    4 x 4 aandrijving NIET toegelaten.

 

VAS REGLEMENT 2000

_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

BEHEER van de AUTOSPORT in de VLAAMSE REGIO

Art.1 De vzw Vlaamse Auto Sportfederatie (VAS) oefent in de 5 Vlaamse provincies de regionale sportmacht volledig onafhankeliik uit en is in haar regio de absolute overheid van de autosport tegenover elke persoon en/of vereniging.

Haar voorschriften, van toepassing in de 5 Vlaamse provincies, zijn door iedere organisator, officieel en deelnemer of piloot verplicht te respecteren. Voor punten die niet in het VAS-sportreglement opgenomen zijn, gelden de voorschriften voorzien in de Algemene Federatie Voorschriften (AFV) van de VAS en vervolgens deze van de Nationale Sportcommissie en haar bijlagen. Voor feiten en inbreuken, waarvoor een rechtsprocedure tijdens wedstrijden van toepassing is kan het Uitvoerend Comit� aan de Raad van Beheer voorstellen een sanctie op te leggen. In alle andere gevallen kan de Raad van Beheer van de VAS een arbitraire beslissing nemen en/of een zaak verwijzen naar de Tuchtraad Regionale Kamer, die uiteindelijk en soeverein beslist. Voor alle gevallen wel voorzien in het VAS-sportreglement en de Algemene Federatie Voorschriften van de VAS kan een lid zich niet beroepen op de voorschriften van de Nationale Sportcommissie en haar bijlagen.

De AFV en haar bijlagen zijn verkrijgbaar op het VAS-secretariaat aan 1.200 BEF per jaarabonnement. Zij moeten voor de vergunninghouder gratis ter inzage zijn op het secretariaat van zijn club.
Een vergunninghouder kan de voorschriften (Jaarboek) van de Nationale Sportcommissie (NSK) aanvragen aan:
NSK, Welriekendedreef 22,1160 Brussel, (02) 675 60 50

Art.2 VAS groepeert al dan niet inrichtende clubs op voorwaarde dat deze gestructureerd zijn als vzw en jaarlijks een aanvraag tot erkenning aan VAS hebben ingestuurd. Iedere inrichtende club draagt, ten overstaan van derden, alleen de volledige verantwoordelijkheid voor haar eigen handelingen, wedstrijd(en) en/of organisatie(s).
Art.3 Alle wedstrijden voorzien op de VAS-kalender staan enkel open voor regionale vergunninghouders (enkel VAS en ASAF) die tevens in het bezit zijn van een geldig rijbewijs minimum categorie B (rijbewijs niet verplicht bij karting, indoorkarting en copiloten in andere disciplines). Leervergunningen en voorlopige rijbewijzen worden niet aanvaard.

ASAF-vergunninghouders kunnen enkel aan VAS-wedstriiden deelnemen als zij voldoen aan de selectiecriteria conform de veiligheidsvoorschriften van VAS en volgens de modaliteiten voorzien in art. 5 van de AFV voor de vergunningen. (ASAF= Autosportfederatie in de Waalse Regio)

VERGUNNINGEN

Art.4 Enkel een vergunning van deelnemer of piloot (enkel VAS of ASAF) is geldig voor deelname aan regionale VAS-wedstrijden. Vergunningen van wedstrijdofficieel zijn bijgevolg niet geldig voor deelname aan wedstrijden. Deelname aan een wedstrijd zonder in het bezit te zijn van een geldige VAS- of ASAF- vergunning, zelfs indien hij een toelating van de organisator mocht ontvangen, zal inhouden dat aan de desbetreffende deelnemer of piloot geen vergunning wordt toegekend gedurende een periode van 6 maanden ingaande vanaf de datum van inbreuk.
Tevens zal een deelnemer of piloot zonder geldige VAS- of ASAF-vergunning bij een eventueel ongeval geen beroep kunnen doen op de risicowaarborg van de wedstrijd-verzekering en is hij bijgevolg hoofdelijk aansprakeliik voor de door hem toegebrachte schade. Aan de organiserende club zal door VAS een forfaitaire boete van 50.000 Bef per inbreuk opgelegd worden indien zij een deelnemer of piloot laat starten zonder dat deze in het bezit is van een geldige VAS- of ASAF-vergunning.
Art.5 Modaliteiten
De VAS-vergunning is slechts geldig tot 31 december van het jaar dat vermeld is op de vergunning en kan genomen worden conform de geldende modaliteiten (zie Art 6). Minderjarige deelnemers of piloten dienen de toelating van hun ouders, van wie de handtekening gewettigd is door de gemeente, voor te leggen. Niet bezitters van een geldig rijbewijs mogen enkel als copiloot deelnemen aan wedstrijden of aan karting- of indoorkarting-wedstrijden. Voor deelname aan kartwedstrijden is de minimum leeftijd 8 jaar, voor indoorkarting is de minimum leeftijd 12 jaar en voor copiloot bij rittensport is de minimum leeftijd 12 jaar Voor alle andere disciplines dient de vergunninghouder minimum 18 jaar te zijn.
Elke deelnemer of piloot moet fysisch gezond ziln om te mogen deelnemen aan auto-sportwedstrijden.
Derhalve dient zijn vergunningsaanvraag te worden gevalideerd door een geneesheer. Tevens is elke vergunninghouder verplicht na een zwaar ongeval een nieuw medisch attest voor te leggen.
Elke VAS-vergunninghouder in het bezit van een geldige vergunning voor het lopende jaar geniet van een persoonliike ongevallenverzekering (behalve VAS-vergunning type D en dagvergunningen),
Bij ongeval is de betrokken piloot of aangestelde verplicht schrifteiijk aangifte te doen zowel bij de organisator als bij de verzekeringsmaatschappij en dit via de verantwoordeiijke binnen de VAS.
De ongevalsaangiften MOETEN ingediend worden met de daartoe bestemde formulieren die via een PAK- secretariaat te verkrijgen zijn.
Elke vergunninghouder kan slechts deelnemen aan ��n provinciaal kampioenschap. De gekozen provincie dient ingevuld op zijn vergunningsaanvraag.
De keuze van provincie is vrij op voorwaarde dat het deze is waar hij gedomicilieerd is op het moment van de aanvraag of de provincie waar zijn gekozen club is aangesloten.
Iedere vergunninghouder is verplicht aangesloten te zijn bij een door VAS erkende club en moet gedurende de volle geldigheidsduur van zijn vergunning deelnemen onder de club vermeld op zijn vergunning.
Voor de disciplines waar een dagvergunning toegelaten is dient de aanvrager van een dagvergunning geen lid te zijn van een club en kan hij evenmin in eender welk kampioenschap worden opgenomen. Bij rittensport, slalom (zie Hg art 5) en indoor karting: na het nemen van een VAS-vergunning tellen zijn punten, eerder behaald met een dagvergunning eveneens mee in het regionaal kampioenschap).

Opgelet: Sommige types van vergunningen zijn onderworpen aan bijkomende vereisten, o.a.: vergunning A1 (omloop en rally): voldoen aan de vereisten van vergunning A2 en A3; vergunning A2 (omloop): piloot dient een omloopattest te bezitten; vergunning A3 (rally/rallysprint): piloot (niet de copiloot) dient te voldoen aan de proeven voor een rally-attest of te beschikken over een palmares van minimum 3 rally/rallysprint-uitslagen in de laatste 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

A) OMLOOPATTEST "A"

Toekenningsmodaliteiten
Om in het bezit te komen van een VAS-Omloopattest A dient een piloot te voldoen aan minstens een van volgende voorwaarden:
- in het bezit zijn van een geldige Belgische nationale, internationale of Europese vergunning omloop
- het bewijs leveren van 3 deelnames aan of 1 uitslag in een omloopwedstrijd verreden onder FIA-, NSK-, VAS- of ASAF-reglementering en dit binnen een termijn van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag
- in het bezit zijn van een omloopattest A, niet ouder dan 2 jaar
- voldoet de betrokkene aan de toekenningsmodaliteiten van een omloopattest B is hij/zij vrijgesteld van het theoretisch examen

Examenmodaliteiten
- het praktisch examen wordt afgenomen door de examencommissie omloop VAS bij het afnemen van het examen zullen minstens 3 leden van deze commissie aanwezig zijn
- enkel kandidaten die geslaagd zijn in het theoretisch examen, of voldoen aan de voorwaarden tot het bekomen van een VAS omloopattest B, worden toegelaten tot het praktisch examen
- het praktisch examen bestaat erin te bewijzen dat men de nodige rijvaardigheid bezit.
- het examen wordt afgelegd op het circuit van Zolder (helm verplicht). Tijdens het examen mag enkel de kandidaat zich aan boord van de wagen bevinden
- het praktisch examen wordt bij voorkeur afgelegd met een wedstrijdwagen. Worden in elk geval NIET toegelaten: monovolumes, jeeps, cabrio's, bestelwagens, minibussen.

De wagen waarmee het examen wordt afgelegd moat voldoen aan de geldende veiligheidsvoorschriften opgelegd door het circuit van Zoider.
De examencommissie mag weigeren een examen af te nemen indien zij van oordeel is dat de kandidaat zich aanbiedt met een ongeschikt voertuig. Op dezelfde examendag mag een wagen slechts aan een examensessie meedoen, tenzij het een wedstrijdwagen betreft.
- voor het afleggen van het praktisch examen dient de kandidaat (ter plaatse) een afstand van verhaal te ondertekenen.

B) OMLOOPATTEST "B" Toekenningsmodaliteiten

Om in het bezit te komen van een VAS-omloopattest B dient een piloot te voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden:
- voldoen aan de vereisten tot het bekomen van een omloopattest A
- in het bezit zijn van een omloopattest B niet ouder dan 2 jaar -
- binnen de termijn van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag, geslaagd zijn in een theoretisch examen afgenomen door de VAS examencommissie omloop.

Examenmodaliteiten
- om het omloopattest B te bekomen dient men te slagen in een theoretisch examen. Men dient 11 van de 16 vragen juist te hebben beantwoord. Daarenboven mag men geen foutief antwoord geven op een vraag aangeduid met de letter D.
- het theoretisch examen bestaat uit vragen waarvan het antwoord kan gevonden worden in de VAS-sportreglementen van het lopende iaar

C) RALLYVERGUNNING A3

Toekenningsmodaliteiten

Om in het bezit te komen van een VAS-rallyvergunning A3 dient een piloot te voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden:
- in het bezit zijn van een regionale vergunning, geldig voor rally- en rallysprintpiloten voor voertuigen van divisie 1 +1600, divisie 2 +1600 en divisie 3, en die niet ouder is dan 2 jaar;
- in de 36 maanden, voorafgaand aan de aanvraagdatum, drie uitslagen bij erkende rally's en/of rallysprinten, geboekt hebben als piloot;
- in het bezit zijn van een geldige Belgische nationale, internationale of Europese vergunning voor rally of rallysprint als piloot;
- met succes de proeven afgelegd hebben voor het bekomen van een rallyattest bij een door VAS erkende rijschool of instelling (attest met ouder dan twee jaar).

Art. 6 Aanvraag van een vergunning

Een vergunning moet op VOORHAND genomen worden. Voor sommige disciplines is het mogelijk een dagvergunning te nemen (zie bijiage vergunningen) Aanvraag van een vergunning kan enkel gebeuren d.m.v. formulier "aanvraag VAS vergunning" dat duidelijk en volledig dient ingevuld.

Foutief of onvolledig ingevulde aanvraagformulieren worden binnen de 3 dagen aan de verantwoordelijke van de renstal teruggestuurd en als onbestaande beschouwd. Om de definitieve vergunning te bekomen om aan een wedstrijd te kunnen deelnemen moet u het formulier "aanvraag VAS vergunning " sturen naar de verantwoordelijke van de provincie wear u aan het kampioenschap wenst deel te nemen (zie adressen bovenaan het formulier).

Aan te raden is om dit minstens 15 dagen voor de datum van uw eerste wedstrijd te doen. Voor aanvragen die toekomen bij de verantwoordelijke van uw provincie binnen een periode van vijf dagen voorafgaand aan de wedstrijd waarvoor de vergunning wordt aangevraagd zal enkel een vergunning afgeleverd worden mits toeslag gelijk aan het overeenkomstig vergunningsrecht (zie "expresaanvraag" op de aanvraag).

Voor aanvragen binnen de twee dagen voor de wedstrijd is de verantwoordelijke niet verplicht deze vergunning binnen die termijn nog uit te schriiven.

De vergunning kan u toegestuurd worden per "taxipost" onder verzending "port betaald door de geadresseerde ".

De roze gevalideerde kopie van het aanvraagformulier is 15 dagen geldig als vergunning vanaf de datum van versturing. Uw definitieve vergunning onder de vorm van een plastic card wordt u binnen die termijn per post toegestuurd. invullen van foutieve gegevens i.v.m. data, rijbewiis, palmares, medisch attest e.a. worden als fraude beschouwd en kunnen onmiddelijke opschorting van de vergunning tot gevolg hebben. Door het nemen van een vergunning aanvaardt de aanvrager ontegensprekelijk de geldende sportreglementen.

Dagvergunningen zijn toegelaten voor de disciplines zoals omschreven in de bijlage vergunningen.

Art. 7 Vergunningsrecht.

Het vergunningsrecht bedraagt "x fr" (Zie bijlage: vergunningen)

De Algemene Federatie Voorschriften (AFV) en de bijlagen gedurende het lopende jaar kunnen aangevraagd worden mits een jaarabonnement van 1.200 BEF. Andere toeslagen en termijnen zijn voorzien op het aanvraagformulier Bij verlies van een vergunning, niet bij opschorting, kan een "duplicaat vergunning" worden aangevraagd aan dezelfde modaliteiten als de originals vergunning, met uit-zondering van het vergunningsrecht dat slechts 50% van het overeenkomstig ver-gunningsrecht bedraagt. De eerste vergunning wordt ongeldig en het verder gebruik van de originale vergunning wordt als fraude beschouwd. Vergeet bij de aanvraag niet een nieuwe pasfoto toe te voegen. De duplicaatvergunning kan enkel en alleen bij de regionaal verantwoordelijke voor de vergunningen aangevraagd worden: Luc Desmet, Watervalstraat 151 te 8850 Ardooie.

Art. 8 Schuilnaam

De vergunningen mogen aangevraagd worden onder een schuiinaam. Het gebruik van een schuilnaam in de loop van het jaar is enkel toegelaten mits goedkeuring van de Raad van Beheer, nadat hiervoor een schriftelijke aanvraag werd ingediend.

In geval van schuilnaam moet de houder gedurende de hele geldigheidsduur onder deze schuilnaam deelnemen. Toeslag schuilnaam, zijnde 5.000 BEF, dient samen met de aanvraag van de vergunning te worden betaald.

Art. 9 Niet uitreiken van een vergunning

De aanvrager die het voorgaande jaar een vergunning van deelnemer of piloot en/of officieel had zal vanaf zijn/haar betrokkenheid aan een niet erkende wedstrijd, geen vergunning voor het lopende jaar ontvangen.

Evenmin zal aan de aanvrager een vergunning uitgereikt worden als de aanvrager niet heeft voldaan aan de financi�le verplichtingen of nog financi�le verplichtingen heeft t.o.v. de federatie alsook haar clubs en organisatoren als de schuld aan deze laatsten door de Raad van Beheer van VAS als dusdanig wordt erkend.

WEDSTRIJDEN en INSCHRIJVINGEN

Art. 10 Stopzetting of annulatie van een wedstrijd

In geval de wedstrijd, wegens gebrek aan kennisgeving aan of toelating van de openbare macht, zou worden stopgezet of zou worden afgelast, buiten de verantwoordelijkheid van de organisator, zijn de organisators verplicht het inschrijfgeld aan de deelnemer of piloten terug te betalen, mits aftrek van 25%.

Bij niet inrichten van een proef is de organisator ertoe gehouden ten spoedigste het VAS-secretariaat, de VAS-persverantwoordelijke alsook alle PAK-secretariaten te verwittigen. Bij weigering van overheidswege moet de organisator de officiate weigeringsstukken ten spoedigste voorleggen aan zijn PAK-secretariaat, die ze aan het VAS-secretariaat zal overmaken.

Bij niet naleving van dit artikel wordt een boete van 3.000 BEF. toegepast.

Art. 11 lnschrijving voor deelname aan wedstrijden

Bij inschrijving en niet deelnemen zonder geldige reden, is de deelnemer of piloot 50% van het inschrijvingsgeld verschuldigd aan de organisatoren. lndien een deelnemer of piloot minderjarig is, dient op straf van startweigering, het inschrijvingsformulier ondertekend door een van de ouders of de voogd. De ploegen rijden voor de club, vermeld op hun inschrijvingsformulier. Piloot en copiloot moet(en) lid zijn van de club, vermeld op hun vergunning en waarvoor zij ingeschreven zijn.

Lidkaarten van de clubs kunnen bij de start gecontroleerd worden (niet voor dagvergunningen).

Het is de organisator van een wedstrijd niet toegelaten enig toegangsgeld te vragen aan de ingeschreven piloot, tenzij hem dit (om organisatorische reden) aan de inschrijvingstafel zal terugbetaald worden.

Art. 12 Niet toegelaten deelnemer of piloot

Het is een organisator niet toegelaten een vergunninghouder aan zijn wedstrijd te laten deelnemen indien de vergunning ongeldig werd verklaard of de deelnemer of piloot niet in het bezit is van een geldig rijbewijs indien het reglement dit voorschrijft. Aan de wedstrijden deelnemen onder invloed van alcoholische dranken en/of stimulerende middelen is ten strengste verboden, op straf van onmiddellijke uitsluiting en/of intrekking van de vergunning.

VERZEKERINGEN

Art. 13 Verzekeringspolis

De deelnemers of piloten zijn tijdens hun deelname aan wedstrijden verzekerd in burgerlijke aansprakeiijkheid conform de geldende wetgeving. De deelnemers of piloten, teams, alsook hun voertuigen, zijn in een wedstrijd onderling niet als derden verzekerd.

KAMPIOENSCHAPPEN

Art. 14 Provinciale kampioenschappen en klassering

Wanneer een PAK provinciale kampioenschappen of clubs provinciale proeven inrichten, mogen vergunninghouders enkel geklasseerd worden in het provinciaal kampioenschap van de provincie vermeld op hun vergunning.

Op het einde van het jaar, worden een aantal van de beste uitslagen van elke deelnemer of piloot weerhouden, om de eindstand van het kampioenschap op te stellen. Aantal weerhouden proeven:
- voor maximum 6 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 1
- voor 7 tot 9 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 2
- voor 10 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 3
- voor 11 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 4
- voor meer dan 11 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 5.
Indien in een discipline slechts 3 wedstrijden hebben plaatsgehad komen deze 3 wed-
strijden zonder aftrek van het slechtste resultaat in aanmerking.
- Winnaar van het kampioenschap wordt de vergunninghouder die voor de door hem gekozen provincie het hoogste aantal punten totaliseert, volgens aantal weerhouden proeven. (zie voorgaande paragraaf)
- Een vergunninghouder kan slechts in aanmerking komen voor de kampioenschappen van de gekozen provincie gemeld bij aanvraag van de vergunning. - Eventuele ex aequo's zullen gescheiden worden door hun bekomen aantal eerste, tweede, derde of verdere plaatsen van alle in aanmerking genomen proeven tellend voor het betrokken kampioenschap en dit tot ophefting van ex aequo's, vervolgens de kleinste cilinderinhoud.
- Indien twee piloten het hele seizoen een ploeg vormen en ex aequo eindigen, dan zullen zij als dusdanig slechts een plaats in het klassement innemen.
De bekomen punten zijn cumuleerbaar (punten algemeen + punten klasse) voor wat betreft het algemeen klassement. Een afzonderlijke eindstand van de klasse zal opgemaakt worden enkel rekening houdend met de punten behaald in die klasse. De weerhouden wedstrijden voor de berekening van het klassenklassement zijn niet vanzelfsprekend dezelfde wedstrijden als deze weerhouden voor het algemeen klassement. Om opgenomen te worden in de einduitslag van een kampioenschap, moeten minstens driemaal (3) punten gescoord worden tijdens proeven tellend voor dat provinciaal kampioenschap in die bepaalde discipline. Ook moet men minstens 3 uitslagen in dezelfde klasse behalen wil men opgenomen worden in de rangschikking van een bepaalde klasse.
Indien er 11 of meer wedstrijden in aanmerking komen moet men om in het eindklassement opgenomen te worden minstens viermaal (4) punten gescoord hebben. - Bij ex aequo's voor de clubbeker wordt deze toegewezen aan die club met het hoogst geklasseerde lid. (Zie bepalingen per discipline.

Art. 15A Regionale kampioenschappen en klassering

- De VAS richt regionale kampioenschappen in, enkel voorbehouden aan haar ver-gunninghouders aangesloten bij een club in haar regio. Deze kampioenschappen worden verreden volgens hear algemene voorschriften. Deze dienen door iedere deelnemer of piloot en organisator gerespecteerd te worden.
- De Regionale Kampioenschappen zullen bepaald worden per discipline en conform de kalender en de offici�le vermeldingen in VAS-Dynamiek.
- Aantal weerhouden proeven:
- voor maximum 6 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 1
- voor 7 tot 9 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 2
- voor 10 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 3
- voor 11 ingerichte kampioenschapsproeven: het tolaal min 4
- voor meer dan 11 ingerichte kampioenschapsproeven: het totaal min 5
Indien in een discipline slechts 3 wedstrijden hebben plaatsgehad komen deze 3 wedstrijden zonder aftrek van het slechtste resultant in aanmerking voor het regionaal kampioenschap.
- Winnaar van het kampioenschap wordt de vergunninghouder die het hoogste aantal punten totaliseert, volgens tabel van de weerhouden proeven. (zie hierboven) - Eventuele ex aequo's zullen gescheiden worden door hun bekomen aantal eerste, tweede, derde of verdere plaatsen van alle in aanmerking genomen proeven tellend voor het betrokken kampioenschap en dit tot opheffing van ex aequo's, vervolgens de kleinste cilinderinhoud.
- Indien twee piloten het hele seizoen een ploeg vormen en ex aequo eindigen, dan zullen zij als dusdanig slechts ��n plaats in het klassement innemen. - De bekomen punten zijn cumuleerbaar (punten algemeen + punten klasse) voor wat betreft het algemeen klassement. Een aparte stand per klasse zal opgemaakt worden enkel rekening houdend met de punten behaald in de klasse. De weerhouden wedstrijden voor de berekening van het klassenklassement zijn niet vanzelfsprekend dezelfde wedstrijden als deze weerhouden voor de berekening van het algemeen klassement. Om geklasseerd te worden in het kampioenschap van een bepaalde discipline moeten minstens drie uitslagen behaald worden tijdens proeven tellend voor het regionaal kampioenschap in die bepaalde discipline. Ook moet men minstens drie uitslagen in dezelfde klasse behalen wil men opgenomen worden in de rangschikking van een bepaalde klasse. lndien er 11 of meer wedstrijden in aanmerking komen moct men om in het eindkiassement opgenomen te worden minstens viermaai (4) punten gescoord hebben.
- De punten toegekend aan de behaalde plaats biijven behouden, ook als ��n of meerdere geklasseerde(n) geen punten scoren voor het desbetreffende kampioenschap.
- Een vergunninghouder die tijdens de jaarlijkse prijsuitreiking de hem toegekende bekers niet persoonlijk afhaalt of zich voor zijn eventuele afwezigheid evenmin op voorhand verontschuldigt, wordt het daaropvolgende jaar niet in dezelfde discipline van het regionaai kampioenschap geklasseerd.
- Enkel de piloten die tijdens de volledige duur van de wedstrijd de door de VAS ter beschikking gestelde naamstickers op hun wagen hebben aangebracht zullen geklasseerd worden voor het regionaal kampioenschap. lndien vastgesteld wordt dat deze stickers tijdens een of meerdere wedstrijden ontbreken zullen die vergunninghouders voor de desbetreftende wedstrijden geen punten voor het regionaal kampioenschap scoren.
- Het aantal uit te reiken bekers voorzien voor het regionaal kampioenschap zal gemeld worden via VAS-Dynamiek.

OEFENRITTEN, CLUBORGANISATIES, OPENDEUR ...

Art. 16 Deelname

Van elke VAS-vergunninghouder en officieel, die deelneemt, inricht of zijn medewer-king verleent aan organisaties, die niet door de VAS, ASAF en/of NSK erkend zijn, zal zijn vergunning van het moment van de inbreuk ongeldig worden (zie ook Art g).

Art. 17 Toegelaten wedstrijden en offici�le organisaties.

- Enkel wedstrijden erkend door de VAS, ASAF en/of NSK worden als officieel beschouwd.
Enkel de door de VAS erkende clubs kunnen erkende organisaties inrichten.
- Toegelaten organisaties zijn deze die een oefenkarakter hebben alsook deze die ten promotionele titel georganiseerd worden maar voldoen aan het VAS-reglement en in het bijzonder Art. 18 van de Algemene Voorschriften. Deze organisaties dienen de goedkeuring van de PAK te hebben.

Art. 18 Toelatingsmodaliteiten.

Enkel leden van de inrichtende club mogen aan deze organisaties deelnemen.

BEZWAREN, GESCHILLEN, KLACHTEN EN BEROEP

Art. 19 Bezwaren en geschillen

a)De rechterlijke macht (met uitzondering voor de boetes en bestraffingen voorzien in de Sportreglementen en de AFV) wordt bij VAS uitgeoefend door de:
- sportcommissaris(sen),
- regionale kamer,
- nationale sportrechtbank.

b)De beslissingen en vonnissen van de verschillende rechtsmachten moeten conform zijn met de bepalingen van de volgende documenten:

Voor de provinciale en regionale wedstrijden de Sportreglementen van de VAS en haar bijlage(n), de Algemene Federatie Voorschriften (AFV) en haar bijlage(n), de provinciale voorschriften en hun bijlagen indien niet in strijd met de VAS-Sportreglementen en de AFV en indien niet in voorgaande(n) bepaald, vervolgens de voorschriften van de NSK en haar bijlage(n), en vervolgens de internationale sportcode van de FIA en haar bijlage(n).

c)Worden als overtredingen beschouwd:
- elke corruptie, fraude of poging tot actieve of passieve fraude ten overstaan van elke persoon die een offici�le functie heeft in een wedstrijd of een bepaalde rol heeft in verband met een wedstrijd;
- elke poging of daad betreftende de inschrijving of deelname aan een wedstrijd van een persoon of wagen die niet toelaatbaar is voor die wedstrijd;
- elke frauduleuze daad of elke oneerlijke actie gepleegd tijdens de wedstrijd of die betrekking heeft op de autosport in het algemeen;
- elke daad of gedrag dat nadeel zou kunnen berokkenen aan de belangen van de PAK, VAS, NSK, FIA of aan de autosport in het algemeen;
- ontoelaatbaar gedrag jegens oftici�len
- elke gevaarlijke, roekeloze of anti-sportieve gedragswijze tijdens een wedstrijd, de oefeningen, verkenningsritten en/of voorbereidingen
- het gebruik van doping zowel tijdens de competitie als tijdens de voorbereiding

d)Een effectieve schorsing van vergunning kan alleen door de regionale kamer of de sportrechtbank uitgesproken worden. Het intrekken van een lidkaart van een club heeft geen gevolgen voor verdere deelname aan wedstrijden.

De Raad van Beheer van de VAS of een door haar aangeduide gevolmachtigde kan eventueel, op verzoek van het Uitvoerend Comit�, om zwaarwichtige reden een vergunning administratief inhouden en/of tijdeiiik ongeldig verklaren tot de tuchtraad of andere sportjurisdictie een definitieve sanctie heeft uitgesproken. Het administratief inhouden of de tijdelijke ongeldigheid is niet opschortend in geval de vergunninghouder hiertegen een beroep moest aantekenen en kan evenmin enige schadeloos-stelling tot gevolg hebben.

e)Boetes en bestraffingen voorzien in de Sportreglementen en/of AFV worden uitgesproken en/of toegepast door de persoon of instanties zoals omschreven in de reglementen

Art. 20 Recht op indienen van een klacht

- Elke klacht betreffende een feit of een daad die zich voorgedaan heeft tijdens een wedstrijd, zal nagegaan worden door de sportcommissaris(sen). Elke andere klacht zal nauwkeurig nagegaan worden door een van de kamers van de tuchtraad.
- Tijdens een wedstrijd, behoort het recht om een klacht in te dienen enkel toe aan de deelnemer of piloot, regelmatig voor de wedstrijd ingeschreven, die zich benadeeld voelt door een dergelijke beslissing, daad of nalatigheid van een organisator, een officieel, een andere deelnemer of een piloot, en van elke andere persoon die betrokken was in de wedstrijd waaraan hijzelf deelneemt of deelnam.
Daarenboven moet deze deelnemer of piloot, hetzij de wedstrijd be�indigd hebben, hetzij nog steeds in wedstrijd zijn op het ogenblik van de vastgestelde feiten.
- Elke deelnemer of piloot heeft het recht om aan een derde een schriftelijke volmacht te geven teneinde klacht neer te leggen; een klacht die moet opgesteld en ondertekend worden zoals vereist.

Art. 21 Vorm

Elke klacht dient schriftelijk en individueel ingediend te worden vergezeld van de vereiste borgsom en binnen de gestelde termijn, hetzij aan de wedstrijdleider, hetzij aan de sportcommissaris(sen).

Art. 22 Termijn en borg

- Een klacht tegen de opstelling van groepen, divisies of reeksen moet ten laatste 60 minuten na het uithangen van de voorlopige lijst van deelnemers toegelaten tot de start ingediend worden, vergezeld van een borg van vijfduizend (5.000 BEE).

Bij gebrek aan een voorlopige lijst van deelnemers toegelaten tot de start: ten laatste 30 minuten na het uithangen van de offici�le uitslag.

- Een klacht tegen een foutieve vermelding door de organisator, op de offci�le uitslag aangaande groepen, divisies of reeksen moet ten laatste 30 minuten na het uithangen van de offici�le uitslag ingediend worden.

Een klacht tegen een technische conformiteit moet ten laatste 30 min. na het uithangen van een offici�le uitslag ingediend worden, vergezeld van een borg van 5.000 BEF Bij demontage gelden de voorschriften van de Nationale Sportcommissie (zie Voorschriften NSK).

- Een klacht tegen de beslissing van een commissaris of een wedstrijdleider moet binnen de 30 minuten na publicatie of melding ingediend worden, vergezeld van een borg van 5.000 BEF.
- Een klacht tegen het verloop van een wedstrijd moet ten laatste 30 minuten na het uithangen van de offici�le uitslag ingediend worden, vergezeld van een borg van 5.000 BEF
- Een klacht tegen het klassement dient ten laatste 30 minuten na het uithangen van de offici�le uitslag ingediend te worden, vergezeld van een borg van 5.000 BEE

Art. 23 Recht op beroep

Elke deeinemer of piloot, die een bestraffing heeft opgelopen of niet akkoord is met de uitspraak over een door hem reglementair ingediende klacht heeft het recht beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.

Art. 24 Vorm, termijn, borg en kosten van beroep.

De INTENTIE om beroep aan te tekenen dient, 30 min. na ontvangst van de schriftelijke beslissing aangaande de klacht, aan de jurisdictie die ze heeft uitgesproken, schriftelijk medegedeeld te worden vergezeld van een borg van 15.000 BEF De BESLISSING beroep aan te tekenen, dient binnen de 48 uren na de ontvangst van de schrifteiijke beslissing aangaande de klacht, per aangetekend schrijven meegedeeld te worden aan het secretariaat van de VAS. lndien de intentie tot beroep niet binnen de gestelde termijn gevolgd wordt door de beslissing beroep aan te tekenen is verder beroep niet ontvankelijk en wordt de waarborg in geen geval terugbetaald. De regionale kamer valt onder de bevoegdheid van de VAS en wordt binnen de 2 maanden samengeroepen door haar secretariaat en na ontvangst van een volledig dossier ter beschikking gesteld door de indiener van het desbetreffende beroep. De regionale kamer is bevoegd voor alle geschillen tussen personen en/of verenigingen van de VAS-regio.

De kosten van het beroep zijn te dragen door de verliezende partij. Deze kosten bedragen 15.000 BEF administratieve kosten verhoogd met kosten van oproep getuigen en/of aangevraagde expertises.

Art. 25 toepassing reglement

Bij het niet toepassen van onderhavig reglement kunnen door de Raad van Beheer en/of het Uitvoerend Comit� boetes worden opgelegd. Alle boetes zijn betaalbaar binnen een termijn van 30 dagen, tenzij anders bepaald. Niet betalen van deze boetes binnen de gestelde termijn houdt in dat vanaf deze termijn de vergunning administratief ongeldig wordt en een deelnemer of piloot niet verder aan wedstrijden kan deelnemen.

Alle leden van beheerraden, uitvoerend comit�, werkgroepen, commissies van de federatie alsook bestuursleden van de bij haar aangesloten clubs en/of instanties worden administratief als officieel beschouwd, an vallen onder de toepassing van de geldende VAS- en NSK-sportreglementen en federatievoorschriften.

2. DIVISIES EN KLASSEN

Art.1 Definitie van divisies

Divisie 1: groep N en standaardwagens
Divisie 2: groepen A, B, 1, 2, 3, 4 en Specials
Divisie 3: (alleen voor rally & rallysprint) De groepen A, B, 1, 2, 3, 4 en Specials alsook de wagens voorzien van turbo of drukvulling.

Standaardwagens zijn wagens die voldoen aan Groep N maar waarvoor geen homologatiefiche voorzien werd. De wijzigingen die men aan een standaardwagen mag aanbrengen zijn enkel deze goedgekeurd door het PVG van het voertuig.

Bij twijfel omtrent divisie- en klassenindeling zal de wedstrijdleiding beslissen en de wagen eventueel in de hoogst voorziene divisie en/of klasse kunnen plaatsen.

Hieromtrent zullen geen klachten worden aanvaard.

Groep B-wagens, gehomologeerd na 1-1-1984, zijn toegelaten op voorwaarde dat de motorinhoud(-) beperkt is tot 3000 cc voor 2-wielaandrijving en 1600 cc voor 4-wielaandrijving.(-) = inclusief turbo of drukvulling.

Turbo of drukvulling: cilinderinhoud x 1,7 (niet van toepassing bij diesel)

Wankelmotoren: cilinderinhoud volgens voorschriften van het Ministerie van Verkeer

Regionaal: Klasse A:-1600 cc
         Klasse B : +1600 cc
Promo:  Klasse C:-1600 cc
            Klasse D : +1600 cc

Art.3 Controle op de klassenindeling

De controle op de juistheid van de klassenindeling waarin een wagen werd ingeschreven kan gebeuren d.m.v. een uitlitertoestel. Het uitliteren van de cilinderinhoud zal gebeuren door de technische commissaris(sen).

Daarentegen zal het voorbereidend werk, nodig voor deze controle (zoals vb. uitdraaien van ontstekingskaarsen, vrijzetten van in- en uitlaatkleppen, enz.) gebeuren door de deelnemer zelf of zijn aangestelde(n). Noch de VAS noch haar aangestelden kunnen aldus aansprakelijk gesteld worden voor de schade berokkend door de deelnemer en/of zijn aangestelde(n).

Wanneer bij bepaalde motoren de uitliterprocedure niet mogelijk is door technische redenen, wordt de demontageprocedure van toepassing zoals voorzien in de geldende nationale voorschriften van de NSK.

De inrichter zal een geschikte plaats voorzien om de uitlitercontrole degelijk en ongestoord te kunnen uitvoeren. lndien de piloot echter een andere plaats verkiest zullen na verzegeling hem bijkomende verplaatsingskosten t.b.v. 5.000 BEF aangerekend worden.

Tijdens de uitlitercontrole, die op een afgescheiden plaats moet gebeuren, zijn enkel toegelaten:
de technische commissaris(sen)
de sportcommissaris(sen)
de betrokken deelnemer en/of zijn aangestelden.

Andere personen zijn niet toegelaten tot deze controle. lndien een wagen niet conform bevonden wordt, zal de deelnemer onmiddeiiijk uit de uitslag worden geschrapt en wordt hem een geldboete van 5.000 BEE opgelegd, te betalen binnen de 30 dagen na controle en dit op straf van intrekking van zijn vergunning.

Ingeval de te controleren wagen conform blijkt, wordt deze borg ingehouden en overhandigd aan de deelnemer op wiens wagen de controle werd uitgevoerd. lndien een deelnemer weigert de uitliterprocedure te laten uitvoeren wordt hij onmiddellijk uit de uitslag geschrapt maar zal ontheven worden van het betalen van de voorziene boete van 5.000 BEE

Een tweede weigering van dezelfde deelnemer voor dezelfde wagen tijdens eenzelfde jaar, heeft als gevolg dat de tot dan behaalde punten voor het kampioenschap worden geannuleerd.

Tegen deze uitlitercontrole is enkel beroep mogelijk mits toepassing van de demontageprocedure zoals voorzien in de geldende Nationale Voorschriften van de NSK.

3. ALGEMENE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

A.VOORSCHRIFTEN TIJDENS ORGANISATIES

Art.1 Technische controle

- De technische controle van de wagen moet uitgevoerd zijn voordat deze de verkenning of de training aanvangt.
- Indien de technische commissarissen van de wedstrijd echter vaststellen dat een voertuig zich in een staat bevindt die tegenstrijdig is met het normale weggebruik en/of conformiteit of op omloop tegenstrijdig is met het geldend technisch autosportreglement, moeten zij de wedstrijdleider hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen en deze vaststelling schriftelijk bevestigen.
- In samenspraak met de wedstrijdleiding en de sportcommissie kan door de technische commissie na de wedstrijd een eindnazicht plaatsvinden om zodoende de conformiteit na te zien. Plaats en toegelaten personen: zie hoofdstuk 5 art. 3 "Controle op klassenindeling".

Art. 2 Veiligheidsvoorschriften bij wedstrijden.

Bij rally, rallysprint en sprint dienen alle deelnemende wagens te rijden met ontstoken lichten.

Bij een 2de vaststelling van een inbreuk wordt een boete van 1000 BEF geheven.

Bij niet betaling wordt buitenkoersstelling voorzien.

In slalom is het toegelaten te starten met de zijruit aan de kant van de bestuurder op een vierde geopend.

Het dragen van een doeltreffend vastgemaakte helm, alsook van een veiligheidsgordel is verplicht tijdens de verkennings- en wedstrijdronden, behalve bij vrije verkenningen in rallysprint, verkenningen in rally en bij rittensport.

Elke deelnemer die een ongeval met gekwetsten veroorzaakt is gehouden ter plaatse te biijven tot de gekwetsten zijn afgevoerd en dit op straf van een boete van 50.000 BEE en onmiddelliike intrekking van zijn vergunning.

B. VOORSCHRIFTEN voor DEELNEMERS / WAGENS

De aangehaalde voorschriften zijn altijd ondergeschikt aan de specifieke bepalingen van de technische uitrusting bepaald in de desbetreffende disciplines en groepen. Om alle misverstanden bij eventuele startweigering (om technische redenen) te vermijden, worden de piloten verzocht de conformiteit van de aangebrachte technische wijzigingen te staven d.m.v. voorlegging van een homologatiefiche van het voertuig of kart. Deze homologatiefiche is door de piloot aan te vragen bij de constructeur of de invoerder van het wagenmerk en/of kart.

Voor de disciplines die vereisen dat een voertuig dient ingeschreven voor het

wegverkeer, moeten de volgende geldige boorddocumenten aanwezig zijn: inschrijvingsbewijs, geldig verzekeringsbewijs, schouwingsbewijs en attest voor competitievoertuigen (Geel VAS keuringsboekje)

In geval van deeiname met commerci�e plaat (Z...... ) moet tevens van desbetreffende plaat de bijhorende inschrijvings- en verzekeringsbewijzen aanwezig zijn, evenals de schriftelijke toelating van de titularis, indien deze niet de bestuurder is. Deelname met "ZZ........ plaat of proefrittenplaat is VERBODEN. Op het moment van deelname aan de wedstrijd mag de geldigheid van geen enkel document verstreken zijn op straf van voorstel tot startweigering. Van al deze documenten moet op de technische controle een fotokopie worden afgegeven, maar niet van het gele boekje. Tevens dienen alle wagens te voldoen aan de wegcode tijdens de hele duur van de wedstrijd.

Art. 1 BANDEN EN VELGEN

Banden en velgen moeten minstens voor 1/3 van hun omtrek overdekt zijn, diameter en velgbreedte volgens PVG van de wagen (voor Div, 1), bandentype vrij, behalve voor divisie 1 rally en rallysprint en indien beperkingen voorzien zijn in het bijzonder wedstrijdreglement. per as moeten de wielen van hetzelfde type en materiaal ziin, voor rally en rallysprint dienen zij tevens te voldoen aan de wegcode. vanaf 1-1-1999 zijn alleen gemouleerde banden toegelaten (slicks verboden). velgen mogen geen barsten vertonen en moeten zuiver zijn bij het aanbieden op de technische controle,

- hergroeven van banden is verboden (gebruik van ingesneden banden is eveneens door de wegcode verboden), (behalve voor slalom)
- spoorverbreders en wielbouten moeten uit een stuk bestaan, geen verlenging of samenstelling van de wielbouten via de spoorverbreder,
- de wielbouten moeten altijd zoveel schroefdraad benutten als de diameter van de eigen schroefdraad. Alle voorziene wielbouten moeten gemonteerd zijn.
- indien velgen met centrale moeren gemonteerd zijn, moeten deze vergrendeld zijn door middel van splitpennen of veiligheidsveren.
- Een tijdeliik hulpreservewiel (babywiel) is verboden, maar mag vervangen worden door een gewoon wiel.

Art. 2 BATTERIJ

de batterij moet stevig en permanent bevestigd worden, de stroomgevende pool moet afgedekt ziin door een degelijk isolerend beschermkapje. (plakband niet toegelaten)

indien de batterij niet op de originele plaats staat, moet deze volledig afgeschermd zijn met isolerend materiaal.

Art. 3 BRANDBLUSSER

minimum drie kg of 2 maal twee kg poedervulling verplicht, (bij slalom en divisie 1 bij rally en rallysprint: ��n kg)

vast gemonteerde brandblussers dienen een geldigheidscertificaat te hebben. voldoen aan de wettelijke normen en in volkomen bedrijfsvaardige staat zijn. De (ingeklopte) fabricagedatum mag geen 6 jaar oud zijn. Indien de fabricagedatum werd verwijderd of onleesbaar is geworden is het blusapparaat niet meer geldig en dient dit te worden vervangen

geldigheidscertificaat vereist bij vast gemonteerde brandblussers, bevestiging in de originele houder(s), extra bevestiging toegelaten (uitgezonderd plakband)

- plaatsing onder de vensterlijn verplicht en op een gemakkelijk te bereiken en goed in het oog springende plaats. Het wegnemen voor gebruik mag niet langer dan 10 sec in beslag nemen.
- bij rallycross is montage van brandblusser niet toegelaten.

Art. 4 BRANDSTOFLEIDINGEN EN -POMP

- brandstofleidingen gemonteerd in de cockpit moeten uit brandvrij materiaal vervaardigd zijn en zonder verbindingen,
- bevestiging moet permanent zijn en de leiding mag niet tussen de verticals steunen van de rolbaar of -kooi en het koetswerk lopen (Uitzondering enkel op vertoon van homologatiefiche).
- Tevens moeten deze gelegd worden op minimum 10 cm van elektrische leidingen,
- bij alle divisies mag de elektrische brandstofpomp in de koffer gemonteerd worden maar deze dient dan beschermd te worden (zie Hermetische afdichtingen).
- de ruimte, waarin de brandstofpomp is gemonteerd, moet hermetisch afgesloten zijn van de bestuurdersruimte

Art. 5 BRANDSTOFTANK

indien de originele brandstoftank niet meer aanwezig is, moet de vervangende in brandvrij materiaal zijn (max. inhoud 120 liter). Tevens moet deze tank een gehomologeerde tank (Bij omloop wil dit zeggen FIA goedgekeurd en van het type FT3) zijn of gemaakt door een erkend werkhuis, dat een attest van drukproef levert (getest op 0,3 bar). Naam en adres van deze werkhuizen werd opgenomen in de bijiagen.

- de vervangende tank moet op een permanente manier bevestigd zijn (elastische materialen voor de bevestiging zijn niet toegelaten), Groep N wagens mogen uitgerust zijn met een veiligheidstank op voorwaarde dat deze tank dezelfde inhoud heeft als de originele en een geldig keuringsattest kan voorgelegd worden,
- de brandstoftank moet ontlucht zijn naar buiten.
- indien de vulopening in de kofferruimte voorzien is, moet rond deze vulopening een opvangreservoir voorzien zijn met een overloop naar buiten. Dit opvangreservoir moet door het kofferdeksel afgesloten worden en er moeten zich in het laagste punt van de kofferbodem boringen bevinden om de gemorste brandstof te laten weglopen.
- de sluitingsdop van een tank, die in de koffer gevuld wordt, mag geen ontluchtingsboring of keep hebben.
- indien de tankontluchting niet origineel is moet het hoogste punt van de ontluchting minstens 5 cm boven het hoogste punt van de tank gemonteerd worden.
- reglementering brandstoftanks niet toepasselijk bij rallycross.

Art. 6 BUMPERS

- originele voor- en achterbumper verplicht. Enkel bij wedstrijden met gezamenlijke start, mogen voor- en achterbumper, samen met de steunen ervan, verwijderd worden.
- De bumpers mogen in geen geval vervangen worden door verstevigingen.

Art. 7 CARTERBESCHERMER

- Alle wagens mogen met een carterbeschermer uitgerust worden.

Art. 8 CARTERONTLUCHTING

deze mag niet vrij op de grond zijn gericht,

indien originele carterontluchting met behouden is, moet zij afgeleid zijn naar een opvangtank, met een minimum inhoud van 2 liter,

- deze opvangtank dient stevig, met brandvrij materiaal, bevestigd en voorzien van een ontluchting. De opvangtank moet van onbrandbaar materiaal zijn en plaatsing in de bestuurdersruimte is niet toegelaten.
- opvang- en ontluchtingspunt van de opvangtank moeten het hoogste punt van de tank ziin.

Art. 9 DEUREN

deuren moeten hun originele klinken, scharnieren en sloten behouden,

bij verlichte deuren dient een laterale (zijdelingse) steun tussen de rolbeugel, ter hoogte van het bekken van de piloten, te worden gemonteerd, (behalve voor slalom),

- openen moet kunnen gebeuren zonder gebruik van gereedschap en dit zowel van binnen- als van buiten uit,indien de binnenbekleding van de deuren verwijderd is, moeten alle scherpe kanten doeltreffend afgeschermd zijn
- deuren (ook 3de of 5de deur) moeten gedurende de hele duur van de wedstrijd aanwezig zijn op hun originele plaats.

Art. 10 HERMETISCHE AFDICHTINGEN

- brandstoftanks, batterij, brandstofpomp, expansievat van de koeling, moeten hermetisch afgesloten zijn van de cockpit (zie ook tussenschotten) en dit d.m,v. onbrandbaar materiaal.

Art. 11 IDENTIFICATIE PILOOT

- naam en bloedgroep van de piloot dienen op de spatborden van de wagen te worden aangebracht en de lettertekens moeten een minimum hoogte hebben van 4 cm,
- deze identificatie dient verplicht aangebracht met de door VAS ter beschikking gestelde zelfklevers en dit aan beide zijden van de wagen op de spatborden of deuren. Bij karting moeten de klevers op de helm aangebracht worden.
- De namen van de piloten mogen bijkomend aangebracht worden op de achterste zijruiten in witte letters met een minimum hoogte van 5 cm. Voor omloop is dit verplicht.

Art. 12 KOETSWERK

geen enkel mechanisch deel mag buiten het koetswerk komen mag nergens uitstekende delen, scherpe hoeken of kanten vertonen. tijdens de wedstrijd mag er geen losliggend materiaal in de bestuurders- of kofferruimte zijn.
- geen enkel onderdeel van de onderbouw mag, in geval van een lekke band, het wegdek raken.
- indien de wagen uitgerust is met een sunroof of schuifdak moet dit tijdens de niet geneutraliseerde wedstrijdgedeeiten gesloten zijn.cabrio's zijn enkel toegelaten in de disciplines: slalom, rittensport en historic. zijspiegel aan de bestuurderszijde verplicht. (niet bij slalom en railycross) de originele binnenspatborden mogen niet verwijderd zijn (behalve voor slalom divisie drie)
- Een wegneembare hoedenplank moet verwijderd worden.

Art. 13 LAMPSTEUNEN

- indien de bijkomende lampen niet gemonteerd zijn en de lampsteunen voor de bumper uitsteken,dienen de steunen verwijderd,
- evenmin mogen de steunen bij gemonteerde lampen voor deze uitsteken.

Art. 14 MOTOR (enkel geldig voor omloop)

- De motor moet merkgebonden zijn en in de originele motorruimte worden ingebouwd.

Art. 15 MOTORKAP on KOFFERDEKSEL

- indien originele scharnieren en/of sluitingen niet behouden zijn, dienen motorkap en kofferdeksel op de vier hoeken voorzien te zijn van veiligheidssluitingen, het openen moet kunnen gebeuren zonder gebruik van gereedschap,

motorkap en kofferdeksel mogen uit een ander materiaal zijn, behalve bij divisie 1 bij rally, rallysprint en slalom.

Art. 16 PERSOONLIJKE UITRUSTING

Alle delen van het lichaam moeten bedekt zijn door een brandvrije overall (behalve bij rittensport). Enkel de handen en het vizier binnen de helm moeten niet bedekt worden.

Brandvrije overall die minimum voldoet aan de FIA normen 86 en met vermelding van naam en bloedgroep is verplicht voor alle disciplines, behalve karting en rittensport. Tevens is men bij omloop verplicht brandvrije handschoenen, sokken, schoenen en muts te dragen.

Bij karting zijn CIKIFMK goedgekeurde overalls verplicht.

Bij omloop dienen naam en bloedgroep eveneens te worden vermeld op de helm.

- Het dragen van een doeltreffende helm is verplicht als de wagen in beweging is, tijdens de niet geneutraliseerde wedstrijdgedeelten (behalve bij rittensport).

De staat van de helm mag niet afwijken van de oorspronkelijke staal. (geen herschildering, geen bijgemaakte gaten, geen vervorming binnenin). Het vizier moet volledig vrij blijven van publiciteit van welke aard ook met uitzondering van een band van 2cm hoog aangebracht aan de bovenzijde van het vizier Aanbrengen van meer dan de toegelaten publiciteit heeft startweigering of desgevallend buitenkoersstelling tot gevolg. De helmen moeten minstens voldoen aan de Europese normen (kenmerk E) behoudens omloop waar specifieke normen gelden (zie bijzonder wedstrijdreglement omloop).

Persoonlijke uitrusting moet tijdens de technische controle getoond worden.

Art. 17 REMLEIDINGEN

Remleidingen, die het laagste deel van de onderbouw vormen, moeten extra beschermd worden.

- Indien remleidingen door de bestuurdersruimte lopen, moeten in- en uitgang van het bestuurderscompartiment gescheiden door doorvoerrubbers (zie bijlage)
- De remleidingen mogen niet tussen de rolkool en koetswerk gemonteerd worden.
- Enkel geschroefde metalen koppelingen en verbindingen zijn toegelaten met uitzondering van 'bi-conische' koppelingen.

Art. 18 ROLKOOI

De rolkooi is verplicht voor alle voertuigen, behalve voor gesloten wagens in divisie 1 en 2 (voormalige groep N en A) bij slalom en evenmin alle wagens bij rittensport.

- Indien een rolkooi gemonteerd is moet deze voldoen aan de FIA-homologatie-normen vanaf 1986. Rolkooien in aluminium of andere lichtmetalen zijn verboden
- Elektrische en/of andere leidingen tussen rolkooi en het koetswerk zijn ten strengste verboden (behalve na voorleggen homologatiefiche).
Diagonaalsteun verplicht bij rallycross en sterk aanbevolen in de andere disciplines.
- Bij rally en rallysprint moet aan de copilootzijde op de rolkooi (boven de deur) een degelijk handvat gemonteerd worden,
- Een uitbreiding van de kooi naar de veerpoten toe en een verstevigingsbaar tussen de veerpoten is toegelaten in alle divisies. In divisie 1 moeten deze wel demonteerbaar zijn (bevestiging d.m.v. bouten en moeren).
De beugels en andere steunen moeten gemaakt zijn in naadloze metalen buis met minimum 38 mm doormeter en 2 mm dikte volgens FIA normen. De rondingen mogen geen plooien vertonen en het laswerk moet uitgevoerd zijn volgens de regels van de kunst, de voet en de contraplaten moeten minimum 35cm groot zijn en 2 mm dik en bevestigd zijn met min. 2 bouten van 8mm.
- Op plaatsen waar een rolkoolvoet volgens de regels van de kunst, aan het koetswerk gelast is en het onmogelijk is een contraplaat aan te brengen mag deze weggelaten worden. De beugels moeten zo nauw mogelijk de omtreklijnen van het koetswerk volgen. De onderzijde van de dwarsverbinding tussen de rolbeugels mag niet lager liggen dan de bovenzijde van de helm van de inzittende(n). De voet mag op de bodem vastgelast worden volgens de regels van de kunst, maar de contraplaten en de twee bouten moeten behouden blijven. De rolkooi moet in constructie minimum beantwoorden aan de tekeningen van bijlage.
- Rolkooien die afwijkingen vertonen t.o.v. de verplichte omschrijving dienen gestaafd door homologatie-attesten van de constructeur (enkel attesten van na 1986 worden geaccepteerd).
- De achterste steunen van de kooi moeten voor de aslijn van de achteras bevestigd worden.
Voorbeelden van rolkooien, bevestigingen en hechten van buizen: zie hoofdstuk bijlagen

Art. 19 RUBBERLEIDINGEN

Deze leidingen van vb. olie- en/of waterkoelers, die door de cockpit lopen moeten over hun volledige lengte (in de cockpit) overkapt zijn, zodanig dat bij een eventuele breuk de piloot (piloten) niet kunnen getroffen worden door de vloeistoffen.

Art. 20 RUITENWISSER EH RUITENSPROEIER

- Voor alle disciplines moeten de wagens uitgerust zijn met een ruitenwisser en ruitensproeier op de voorruit (ruitensproeier niet bij omloop) die doeltreffend werkt.

Art. 21 SCHOKDEMPER

- type vrij

Art. 22 SPOILERS

- type vrij (behalve indien anders gestipuleerd in groep- en/of klassenvoor-schriften)

Art, 23 STROOMONDERBREKER

-Verplicht voor omloop, klimkoers en rallycross. Voor andere disciplines sterk aanbevolen.
- De stroomonderbreker moet alle stroom- en spanningscircuits kunnen onderbreken (batterij, alternator, verlichting, claxon, ontsteking, controle-instrumenten, enz.)
- Het moet een vonkvrij model zijn, en moet bereikbaar zijn van binnenin de wagen en van buitenaf. Voor de buitenkant moet het uitschakelsysteem verplicht geplaatst zijn naast de onderkant van de voorruit aan de kant van de rijder (voor gesloten wagens en voor open wagens op het onderste deel van de hoofdbuis van de rolkooi, links of rechts)
- De plaats van de stroomafsluiter moet aangegeven zijn door een blauwe, wit gerande driehoek (met een basis van tenminste 12 cm) met daarin een rode vonk, zowel aan de binnen- als de buitenkant van de wagen.
- Indien een stroomonderbreker werd geplaatst, moet deze ook functioneren, zowel van binnenuit als van buitenuit.

Art. 24 STUURINRICHTING

- Vrije conceptie. Het stuurhuis moet echter komen van een erkende en goedgekeurde automobielconstructeur

Art. 25 STUURSLOT

- verplicht te verwijderen voor omloop en rallycross, aanbevolen voor de andere disciplines

Art. 26 TREKOGEN

- alle wagens, in alle disciplines, moeten aan voor- en achterzijde uitgerust zijn met een ringvormig trekoog, met een minimum opening van 5Omm bij voorkeur geschilderd in een van het koetswerk afstekende kieur, Trekogen moeten zichtbaar en binnen handbereik gemonteerd worden. lndien het origineel door de constructeur gemonteerd trekoog goed bereikbaar is en niet in strijd is met de bepalingen vermeld onder de rubriek "koetswerk" mogen deze benut worden.

Art. 27 TURBO's (uitgezonderd omloop)

In rally en rallysprint dienen turbo's voorzien te zijn van een restrictor van 34 mm. Per wedstrijd mag een reserveturbo aangewend worden. Alle turbo's moeten op de technische controle aangeboden worden waar ze van een genummerd zegel zullen worden voorzien. (zie biil.) Voor divisie 1 en 2 is de restrictor 32 mm.

Art. 28 TUSSENSCHOTTEN

Tussen koffer, brandstoftank, motor- en bestuurdersruimte moeten tussenschotten aangebracht worden en dit in brandvrij materiaal, - Doorvoerrubbers zijn verplicht voor alle leidingen die door deze schotten lopen (zie bijiage)

- Schotten moeten hermetische afsluitingen tussen de diverse compartimenten waarborgen.

Art. 29 UITLAATSYSTEEM

- Achteruitlaat: uitlaatopening mag max. 10 cm buiten de grenslijn van het koetswerk uitsteken.
- Zijuitlaat: deze moet zich aan de linkerkant (rijrichting) van de wagen bevinden (tenzij anders gehomologeerd) en mag niet buiten de gordellijn van de wagen uitsteken. Bii rallycross zij-uitlaat links of rechts toegelaten. Bij omloop is een zij-uitlaat NIET toegelaten.
De zijuitlaat moet liggen achter de middellijn van de lijn die door de twee wiel-naven loopt.
- max. toegelaten geluidsgrens is deze zoals bepaald door de wettelijke reglementeringen.
Overschrijding ervan zal startweigering of uitsluiting tot gevolg hebben.

Voor omloop zal bij overschrijding van de max. dB-grens de wagen onmiddellijk uit wedstrijd genomen worden voor herstelling. Bij een 2de vaststelling van overschrijding van deze max. dB- grens wordt de wagen definitief uit wedstrijd genomen.

Art. 30 VEILIGHEIDSHARNAS

Verplicht voor alle disciplines (met min. 3 bevestigingspunten)

Bij rallycross is vierpuntsgordel verplicht.

Bij omloop is harnas met vierpuntsbevestiging verplicht.

Voor montage: zie bijlage.

FIA gehomologeerd harnas verplicht in divisie drie vanaf het jaar 2000.

Art. 31 VERLICHTING

Richtingaanwijzers: verplicht voor alle disciplines behalve rallycross en slalom.

Stoplichten: verplicht voor alle disciplines behalve slalom.

Voor uithoudingswedstrijden op omloop moeten de wagens uitgerust zijn met de doeltreffende verlichting.

- Alle wagens mogen met max. 8 koplichtreflectoren uitgerust ziin en dient de verlichtingsuitrusting in overeenstemming te zijn met de wegcode. Bij rally dient de wagen over een verlichtingsuitrusting te beschikken die volledig in overeenstemming is met de voorschriften van de wegcode.
- bij rally en rallysprint dient elke wagen uitgerust te zijn met 2 koplampen, die gedurende de offici�le verkenningen en de gechronometreerde wedstrijdgedeelten dienen ontstoken.

Art. 32 VOORRUIT EN GLASOPPERVLAKTEN.

- Voorruit in gelaagd glas verplicht voor alle wagens en dit vanaf de eerste wedstrijd.
- Voor rallycross mag een gelaagde voorruit vervangen worden door plastiek van 5 mm dikte. Bij deze discipline zijn echter zijruiten ook verplicht,
- Het zicht moet naar alle zijden gevrijwaard biijven en het zicht van buitenaf moet mogelijk zijn.
- indien zij- of achterruiten door een ander transparent materiaal vervangen worden moet de plastiek minimum 3 mm dik zijn.
- Bij rallycross dient de zijruit aan pilootkant gesloten te ziin. Voor de overige disciplines dienen alle zijruiten voor 3/4 gesloten te zijn tijdens de gechronometreerde wedstrijdgedeelten behalve indien er een net voor de zijruit geplaatst wordt. Dit net moet stevig bevestigd zijn en zodanig gemaakt zijn dat men er geen lichaamsdeel door kan steken.

Op de voorruit mag enkel een strook van ca. 15 cm. afgedekt zijn, op de achterruit enkel een strook van ca. 8 cm. (enkel bovenaan). In elk geval moet ruim voldoende zicht door zowel de voor- als de achterruit gevrijwaard blijven.

Zijruiten moeten vrij zijn van publiciteit.

Art. 33 WIELBASIS

- De wielbasis moet behouden biijven en overeenstemmen met de homologatiefiche en/of gegevens van de constructeur.

Art. 34 ZETELS

Kuipzetels zijn toegelaten (ook voor divisie 1) ongeacht hun gewicht en vorm. Voor omloop moet de pilootzetel een kuipzetel met ge�ntegreerde hoofdsteun zijn.

Verplicht is dat alle zetels degeiijk bevestigd ziin.

De zetel(s), die gebruikt worden tijdens de wedstrijd door piloot of copiloot, moeten voorzien zijn van een integraal hoofdsteun of een hoofdsteun, zoals door de constructeur voorzien.

- Voetplaat: indien gemonteerd moet dit over de hele breedte zijn aan de copilootzijde.
- Alle zetels moeten degelijk worden bevestigd, ook al zijn de originele onderstellen gebruikt. Vervangende zetels en hun onderstellen volgens FIA normen zijn sterk aanbevolen.

C. DIVISIES en KLASSEN bij RALLY en RALLYSPRINT

Art. 1 DIVISIE 1

Enkel de hiernavolgende wijzigingen mogen worden toegepast. Alles wat niet nadrukkelijk toegelaten is, is verboden.

Toegelaten wijzigingen:

a)het verplicht plaatsen van een rolkooi volgens de VAS normen.

b)Naast de bestaande veiligheidsgordels mag een veiligheidsharnas volgens

VAS normen met minimum 3 bevestigingspunten gemonteerd worden.

c)De wagens moeten het geheel van hun oorspronkelijke zetels behouden, maar vooraan is het toegelaten zetels van het type "kuipzetel" te plaatsen. De bevestiging moet echter met bouten uitgevoerd worden. De bevestigingsplaten en tegenplaten moeten niet noodzakelijk gebruik maken van de originele glijbanen.

d)niet verplichte plaatsing van een stroomafsluiter

e)brandblusser 1 kg poedervulling

f)Mogelijkheid tot het plaatsen van een carter- en achterbrugbeschermer. De

beschermplaten moeten kunnen verwijderd worden bij het aanbieden aan de automobielinspectie. Ook de bevestiging moet d.m.v. bouten en moeren gebeuren. Lassen aan voor- en achterbrug en koetswerk is verboden.

g)originele trekogen zijn toegelaten

h)de originele scharnieren en/of sluitingen van motorkap en kofferdeksel dienen

behouden te blijven. Er mogen wel bijkomende veiligheidssluitingen worden aangebracht

i)een bijkomende verstevigingsstang tussen de veerpoten mag aangebracht worden op voorwaarde dat ze met bouten bevestigd wordt aan de oorspronkelijke bevestigingspunten en kan weggenomen worden wanneer het voertuig wordt aangeboden aan de automobielinspectie.

Supplementaire aanbevelingen:

1) bestuurdersruimte
Alle inwendige bekledingen (instrumentenbord, deuren, dakdragers, dakbekleding,...) en alle vloerbekleding dienen behouden te blijven.
het stuurwiel is vrij maar moet voldoen aan de normen van de automobielinspectie.

2) bagageruimte
Het vloertapijt en de bekleding mogen verwijderd worden.

3) wielen
een "tijdelijk" hulp-reservewiel is verboden. Het mag vervangen worden door een traditioneel reservewiel. Het reservewiel mag in de bagageruimte bevestigd worden, zelfs wanneer de bagageruimte niet de originele plaats is voor het reservewiel. In dit geval mogen de originele demonteerbare bevestigingsdispositieven verwijderd worden. De velgen moeten voldoen aan de VAS reglementering. Het gebruik van racing banden is verboden. De banden met de vermelding 'For Racing purposes only", - "For Rally use" - "Rallysport" of gelijkgesteld en alle banden waarvan de bovenvermelding verdwenen is, zijn verboden. Alle banden moeten voorzien zijn van een "E"- of "DOT"-kenmerk. Banden waarvan deze tekens ontbreken, zullen als niet conform beschouwd worden.
Eventuele wieldeksels moeten verwijderd worden.
De originele wijze van bevestiging van de wielen (bouten of moeren) moet behouden blijven. Alle originale afmetingen en maten volgens PVG nummer.

4) remmen
Het origineel remsysteem moet integraal behouden blijven. Het materiaal van remvoeringen en/of rembekledingen is vrij.

5) vering
De schokbrekers zijn vrij, voor zover hun aantal en werking niet gewijzigd worden. De schokbrekers, met uitwendig drukketeltje, zijn enkel toegelaten als het om een originele montage gaat en zoals beschreven in de homologatiefiche.
De veren zijn vrij, voor zover de buitendiameter de originele afmetingen heeft. De onderste en bovenste veerschotels moeten origineel blijven, op de positie voorzien door de constructeur.
De onderste en bovenste verankeringsplaatsen mogen niet veranderd, noch verplaatst of versterkt worden.

6) uitlaat
Het merk van de uitlaat is vrij. De uitlaat moet integraal overeenstemmen met de originele uitlaat. (een eventuele katalysator moet behouden blijven)

7) steunen en silent-blocs
Het aantal en het origineel materiaal moet behouden blijven (d.w.z. geen vervanging van rubber door een ander materiaal, noch door kogelgewrichten of kogellagers)

8)overbrenging: moet origineel blijven

9)motor: De motor en alle onderdelen moeten origineel blijven.

10) gelijkvormigheid
De VAS, zijn gevolmachtigden, zijn offici�len of de organisatoren behouden zich het recht voor de wagen te loden, met het doel de conformiteit van de motor of de wagen in het geheel te bepalen (inbegrepen het meten op een vermogen testbank).
De VAS kan het een of ander element verzegelen en in bewaring nemen (vb elektronische doos) met het doel deze te laten controleren in een gespecialiseerde zaak.
Door het feit van zijn inschrijving onderwerpt de deelnemer zich automatisch aan deze schikkingen.

Art. 2 DIVISIE 2

Worden toegelaten tot de Divisie 2; de wagens van de Divisie 1, maar waarvan wijzigingen aangebracht zijn die niet voldoen aan de reglementering van de Divisie 1.

Art. 3 DIVISIE 3

Alle wagens die niet voldoen aan de reglementeringen van de Divisies 1 en 2 maar wel aan de veiligheidsvoorschriften van de VAS, volgens de voorschriften van artikel E divisie drie (zie verder) en hoofdstuk 5 divisies en klassen.

D. PERMANENTE CONTROLEKAART

Deze kaart vormt het paspoort van de wagen, zij moet steeds het voertuig vergezellen en moet op de vraag van de technische controleurs VAS kunnen getoond worden. Zij moet spontaan getoond worden bij aanbieding van het voertuig op de technische controle. De opmerkingen en redenen tot startweigering worden hierin opgetekend.

Opmerkingen vermeld op de technische fiche dienen de volgende wedstrijd in orde te zijn. Zoniet volgt een voorstel tot startweigering.

Deze kaart kan aangevraagd worden bij elke technische controleur VAS en is bij de eerste aanvraag gratis. Een tweede aanvraag ingevolge verlies of dergelijke kost 1000 BEF Bij de eerste aanbieding op de controle moet zij volledig ingevuld zijn.

Indien deze kaart niet zorgvuldig wordt bewaard en tengevolge hiervan onleesbaar of onbruikbaar wordt, zal de ondertekenaar verplicht worden een nieuwe kaart te kopen aan de prijs van 1 000 BEF. Indien een nieuwe kaart aangevraagd wordt om een vorige opmerking te verdoezelen, kan dit misbruik bestraft worden met tuchtvervolging en financi�le boete.

De ondertekenaar van de kaart blijft aansprakelijk voor het gebruik, misbruik of de ingevulde gegevens. Hij is aansprakeiijk voor de eventueel opgelegde boete. De ingeschreven gegevens en opmerkingen worden in het dubbel bijgehouden op het technisch secretariaat zodat elke poging tot misbruik van deze kaart gecontroleerd kan worden.

NUTTIGE WENKEN:

Deze kaart vormt een essentieel onderdeel van uw papieren die u zorgvuldig moet bewaren.

Vergeet niet dat de ondertekenaar aansprakelijk blijft, zolang de kaart niet ingezondenis.

E. SPECIALS

Toerwagens en GT's, die een koetswerk hebben waarvan de wielbasis zijn originele afmetingen behouden heeft en geen tuning beperkingen heeft de motor moet in de originele motorruimte ingebouwd worden

- turbo of drukvulling: klassenindeling = cilinderinhoud maal 1,7 alle veiligheidsvoorschriften,
- Het zijzicht-silhouet moet gelijken op het oorspronkelilke model van het wagentype
- aerodynamische huipmiddelen zijn vrij beneden de middeliijn van de wielen, langs achter niet boven het dak, en ook niet breder dan het koetswerk.
- Er mogen geen draaiende mechanische onderdelen zichtbaar zijn.
- Geen koelaggregaten buiten het koetswerk en zij mogen het zicht van de rijder niet hinderen.
- Het schot tussen motor en bestuurdersruimte moet brandvrij zijn en het uitzicht in alle richtingen vrijwaren.
- tankinhoud max. 120 liter,
- totale max. breedte voertuig twee meter
- Bij slalom en omloop is het toegelaten de zijruiten te vervangen door plastic van min. 3 mm.
- de voorruit moet uit gelaagd glas of polycarbonaat van 5 mm ruitenwisser verplicht,
- Twee buitenspiegels verplicht (uitgezonderd slalom).
- Het voertuig moet op ieder wiel kunnen remmen.

De reglementen aangehaald onder de hoofdstukken "Algemene Voorschriften", "Divisies en klassen" en "Algemene Technische Voorschriften" worden aangevuld met de
hiernavolgende bepalingen.

Art. 1 Inschrijvingen

Iedere piloot, die wenst deel te nemen aan een wedstrijd, dient minstens 10 dagen voor de wedstrijd een volledig ingevuld en ondertekend inschrijvingsformuiier bij de organisator in te dienen. Het inschrijvingsrecht is voorzien in bijlage 1. Is de piloot echter niet 10 dagen voor de wedstrijd ingeschreven, dan heeft de organisator het recht zijn inschrijving te weigeren en/of het inschrijvingsgeld te verhogen conform bijlage 1. Er kan slechts ��n piloot per wagen deelnemen. Een piloot kan slechts ��n wagen per klasse inschrijven. Door de ondertekening van het inschrijvingsformulier verbinden de deelnemers, alsook al de leden van hun ploeg er zich toe, de geldende reglementen te eerbiedigen en zich te onderwerpen aan de sportjurisdictie.

Art. 2 Toegelaten deelnemers

Worden toegelaten tot de VAS-wedstrijden: elke fysische persoon die houder is van een geldige VAS- of ASAF-vergunning en in het bezit van een niet vervallen rijbewijs. Een voorlopig rijbewijs of leervergunning is niet geldig.

Toegelaten in de divisie Promo's: Enkel piloten die de twee voorgaande jaren niet deelgenomen hebben aan regionale, nationale of internationale rallycross wedstrijden. Zodra piloten behoorden tot de eerste drie geklasseerden in het promo-kampioenschap (in een van beide klassen) kunnen zij de twee daarop volgende jaren niet meer starten in de divisie Promo.

Toegelaten in de divisie regionaal:- Piloten die het jaar dat het kampioenschap voorafgaat niet binnen de eerste tien van het nationaal en/of internationaal kampioenschap rallycross geklasseerd zijn. Piloten van een andere discipline hebben geen jaar wachttijd.

Art. 3 Administratieve controle

De administratieve controle vindt plaats de dag van de wedstrijd, in sommige gevallen eveneens de dag voor de wedstriid, op een plaats en volgens timing vermeld in het bijzonder wedstrijdreglement. Elke piloot dient zich persooniijk op deze administratieve controle aan te bieden en volgende documenten voor te leggen: VAS-vergunning, geldig rijbewijs, identiteitskaart en lidkaart van zijn club. Indien ��n van deze documenten ontbreekt of ongeldig is, kan aan de piloot de start geweigerd worden. Tijdens deze controle ontvangt de piloot zijn startnummers en eventueel de opgelegde publicitcit.

Art. 4 Technische controle

Na de administratieve controle biedt de piloot zich, met volledige uitrusting (zie "Algemene en Technische Voorschriften" - persoonlijke uitrusting), samen met zijn wagen aan op de VAS technische controle. Deze technische controle van de voertuigen zal gebeuren volgens de timing van het particulier reglement. Hier dient ook de piloot zijn VAS-technische keuringskaart voor te leggen. Een tweede of zelfs meerdere keuringen zijn op aanvraag van de wedstrijdleider mogeiijk en dit gedurende het hele verloop van de wedstrijd.

Indien een wagen afgekeurd wordt, krijgt de piloot de gelegenheid de wagen een tweede keer aan te bieden. Is de wagen dan nog steeds niet in orde, zal de start geweigerd worden en krijgt de piloot geen inschrijvingsgeld terug.

Art. 5 Verplichte training

Na de technische keuring dient elke piloot zich minstens ��nmaal aan te bieden voor de verplichte trainingen. iedere piloot dient minstens een ronde af te leggen. lndien dit niet gebeurt, zal hem de start geweigerd worden, zonder teruggave van inschrijvingsgeld.

Art. 6 Briefing

Tussen de verplichte trainingen en de start van de eerste schiftingsreeks zal er een briefing plaatsvinden waarop elke piloot verplicht moet aanwezig ziin. Hier zullen hem/haar de laatste schriftelijke of mondelinge instructies gegeven worden. Aan de afwezige piloten kan de start geweigerd worden zonder teruggave van inschriivingsgeld.

Art. 7 Schiftingsreeksen - Startopstelling - Oproepen

De wijze waarop de samenstelling van de startopstelling met vijf piloten op ��n rij gebeurt is vrij, maar in principe zal voor de tweede en de derde reeks rekening gehouden worden met de tijden van de voorgaande reeks. De startopstelling wordt uitgehangen op het offici�le infobord en/of verdeeld onder de piloten. In het laatste geval moet minstens een kopie op het infobord worden uitgehangen. Voor de start van elke reeks zal een piloot maximaal 2 maal opgeroepen worden. Bij niet aanmelden zal dan de start gegeven worden met de aanwezige piloten van deze reeks. Een piloot die niet meer kan starten, wordt verzocht dit zo snel mogelijk te melden aan het wedstrijdsecretariaat of aan de relatie deelnemers.

Startprocedure en wedstrijdverloop

De start wordt gegeven aan stilstaande wagens met draaiende motor.

Bij het binnenrijden van de startzone zijn de startlichten gedoofd.

Nadat de startverantwoordeliike verneemt dat de baan vrij is en dat met de opgestelde wagens alles in orde is (piloot gehelmd, handschoenen aan, zijruit aan de pilootziide dicht, veiligheidsharnas goed omgord, geen technische mankementen aan de wagen, motor draait) zal hij het licht op rood stellen. Binnen de vijf seconden springt het licht op groen.

Elke piloot die een valse start veroorzaakt, krijgt een verwittiging en er worden drie seconden aan zijn tijd toegevoegd. Een tweede valse start in dezelfde reeks betekent startverbod in die reeks.

Een wagen die met op eigen kracht over de startlijn geraakt op het ogenblik dat de andere deelnemers 3/4 van de omloop hebben afgelegd, zal als niet gestart in de reeks genoteerd worden.

In de drie schiftingsreeksen zullen aan de piloten, die in de desbetreffende reeks een tijd verwezenlijkten, punten toegekend worden. De snelste piloot krijgt 1 punt, de tweede krijgt 2 punten en de slechtste tijd krijgt het puntenaantal gelijk aan het aantal piloten dat in de betrokken reeks een tijd heeft behaald.

Art. 8 Finales - Startopstelling - Oproepen

Om gerangschikt te worden moet een piloot twee tijden verwezenlijken op de drie gereden reeksen.

Na de schiftingsreeksen zullen de 16 snelsten starten in een A-, B- of C-finale. De piloot die het laagste totaal van punten heeft uit twee van de drie reeksen heeft de pole position in de finale, enz. In geval van gelijkheid van punten zal men rekening houden met de beste tijd in een van de reeksen verwezenlijkt. Zo er nog gelijkheid is, met de tweede beste tijd in een van de drie reeksen.

De 16 piloten met het laagste aantal punten behaald in hun twee beste reeksen, zullen worden opgesteld in de C-, B- en A-finale. Er is evenwel een uitzondering op deze regel, als er niet voldoende deelnemers zijn.

Indien er in de divisie minder dan 10 deelnemers zijn ingeschreven zal enkel een A-finale verreden worden. lndien er tussen de 10 en de 15 deelnemers zijn, zal er een A- en een B-finale zijn. Zijn er 15 deelnemers of meerd dan zal er een A-, B- en C-finale zijn.

Startopstelling en oproepen gebeuren zoals vermeld in Art. 7. De startgrid voor de finales is samengesteld uit zes wagens, in drie rijen van twee. De piloot met de laagste score mag de pole-positie kiezen (binnen- of buitenkant). De tweede dient op dezelfde lijn plaats te nemen. De andere lijnen worden verschoven.

Wanneer een piloot niet kan deelnemen aan de finales, blijft zijn plaats op de start-grid open. Deze plaats mag niet door een ander ingenomen worden.

In de finale wordt een valse start bestraft met een rerun. Een piloot die tweemaal in dezelfde finale een valse start veroorzaakt mag niet meer starten en krijgt de laatste plaats toegewezen in die finale.

De winnaar van de C-finale gaat over naar de B-finale en de winnaar van de B-finale gaat over naar de A-finale. Aan de hand van de plaats in de respectievelijk finales zullen de plaatsen 1 tot en met 16 worden toegekend.

Bijkomend: indien twee voertuigen in eenzelfde incident betrokken zijn en niet meer verder kunnen rijden worden ze gerangschikt volgens hun laatste doortocht aan de aankomstlijn. Gebeurt dit in de eerste ronde, dan telt de startpositie.

Art. 9 Prijzen - Prijsultreiking - Uitslagen

De prijsuitreiking zal plaatshebben ten laatste een uur na het uithangen van de definitief offici�le uitslag en dit op de plaats vermeld in het bijzonder wedstrijdreglement. Er zullen per divisie in de twee klassen, 6 trofee�n worden voorzien. Per reeksoverwinning zal, en dit voor regionaal in beide klassen (A en B), een premie van 200 BEF uitbetaald worden.

Verder zal eveneens in beide klassen (A en B) volgend prijzengeld door de inrichter uitbetaald worden:

1ste alg.: 2000 BEF
2de alg.: 1700 BEF
3de alg.: 1300 BEF
4de alg.: 1100 BEF
5de alg.: 900 BEF
6de alg.: 800 BEF
7de alg.: 700 BEF
8ste alg.: 600 BEF
9de alg.: 500 BEF
10de alg.: 400 BEF

Voor elke deelnemer zal er een kopie van de uitslagen ter beschikking zijn. Hierop zal vermeld worden: naam, voornaam, wagen, vergunningnummer, club en provincie.

Art. 10 Regionaal & Promo kampioenschap

Regionaal kampioenschap: zie ook Algemene Voorschriften

Per wedstrijd an per klasse worden de punten als volgt toegekend: 20, 17, 15, 13, 12, 11, 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1.

Winnaar van het regionaal en promokampioenschap wordt de VAS-vergunninghouder die het hoogst aantal punten totaliseert (zie "Algemene Voorschriften").

Bij gelijkheid van punten wordt er rekening gehouden met de behaalde eerste plaatsen, tweede plaatsen, enz. van alle verreden proeven tellend voor het VAS-rallycrosskampioenschap.

Art. 11 Klassenindeling

De deelnemende wagens zullen in volgende klassen worden ingedeeld:

Regionaal
Klasse A:- 1600 cc
Klasse B:+1600 cc

Promo
Klasse C:- 1600 cc
Klasse D:+1600 cc

Art.12 Toegelaten wagons

Zijn toegelaten, alle wagens die in overeenstemming zijn met de technische voor-

schriften van de VAS.

De wagen mag echter niet uitgerust zijn met vierwielaandrijving, turbo of andere drukvulling.

Bovendien mag de wagen niet aantreden in het lopende nationaal kampioenschap rallycross. Vanaf 1 september van het lopende kalenderjaar en dit tot het einde van datzelfde kalenderjaar zijn piloot en wagen vrij om deel te nemen aan wedstrijden voorkomend op de nationale en internationale rallycrosskalender.

Voor de divisie promo's mogen deze wagens niet voorkomen op de homologatielijst van het voorgaande jaar en mag de wagen niet ingeschreven worden in het lopende regionale, nationale of internationale kampioenschap.

Art. 13 Voorschriften voor de wagons

zie ook Algemene Technische Voorschriften

- De wagens moeten uitgerust zijn met een motor in de originale ruimte, merkgebonden en hetzelfde aantal cilinders waarmee de wagen origineel is uitgerust. Reservewiel an stuurslot dienen te worden verwijderd.
Rolkooi: zie Algemene Technische Voorschriften
De wagen moet minstens nog met voorruit an zijruiten uitgerust zijn. De voorruit moet van gelaagd glas zijn of van plastiek met een min. dikte van 5 mm.
- De wagen moet over een metalen, niet verwijderbaar dak beschikken. Schuifdaken moeten op voldoende wijze verankerd zijn.
Er mogen zich in de cockpit geen batterij, olie-, koelwater- of brandstofinstallaties bevinden, tenzij deze op een degeiijke en hermetische manier zijn afgesloten van de cockpit.
De brandstoftank moet op een degelijke manier bevestigd ziin, en mag onder gelijk welke omstandigheden geen brandstof verliezen. De inhoud is max. 20 liter en moet van onbrandbaar materiaal gemaakt zijn.
- De stoplichten moeten goed zichtbaar zijn en enkel met het rempedaal in werking treden. Ze moeten voorzien zijn van lampen van min. 21 Watt.
De wielen mogen niet buiten het koetswerk steken en er mogen zich geen scherpe kanten aan het koetswerk bevinden. Het koetswerk en de bodem van de wagen moet in een staat zijn waarbij zij geen gevaar opleveren voor de bestuurder en de andere deelnemers.
- Indien de wagen voorzien is van bumpers zijn de originale voor- en achterbumpers verplicht. Deze bumpers mogen verwijderd worden, in dit geval is het verwijderen van de steunen verplicht. De bumpers mogen in geen geval vervangen worden door verstevigingen.
Het is toegelaten om de wagen aan de binnenzijde leeg te halen,
Een harnas of minstens vierpuntsgordel is verplicht, evenals een niet-afschuifbare hoofdsteun.
De batterij moet op een degelijke manier bevestigd zijn en de pluspool moet volledig afgeschermd zijn. (plakband niet toegelaten).
De wagen moet voor en achter voorzien zijn van een trekoog, liefst geschilderd in een van het koetswerk afstekende kieur. (zichtbaar en binnen handbereik).
Elke wagen moet links tegen de voorruit voorzien zijn van een hoofdstroomonderbreker, die onder gelijk welke omstandigheden de motor doet stoppen nadat de schakelaar gebruikt is. De schakelaar moet aangeduid worden door de gekende bliksemafbeelding.
Tractor- en speciale banden zijn verboden (trekbanden).
De wagen moet voorzien zijn van een ruitenwisser en een ruitensproeier, die doeltreffend werken op de voorruit. Het is verplicht om spatlappen aan te brengen achter de aangedreven wielen. Deze spatlappen dienen op een degelijke manier te worden bevestigd, zodat zij effektief nut hebben, max. 8 cm vrije hoogte laten en de volledige breedte van de band bedekken.
- Banden opwarmen en dit op gelijk weike wijze is verboden op straf van uitsluiting.
- Bijkomende beperkingen voor divisie promo's:
Motor: max. 2 kleppen per cilinder
Banden: Het volledige wiel (flank + velg + opgepompte band) zal om op het even welk ogenblik in een U-maat met een afstand van 190 mm tussen beide lippen moeten passen op een niet geladen
(belast) deel van het wiel.
Geluid De geluidsgrens is afhankelijk van de overheidsvergunning van de des-betreftende omloop.
(Los van deze geluidsgrens per omloop is er echter een max. geluidsgrens van 95 dB.)

Art. 14 Velligheidsvoorschriften voor de piloten

Zie ook Algemene Technische Voorschriften

Vanaf 1999 is een race-overall verplicht voor alle klassen.

Art. 15 Veiligheidsvoorschriften algemeen.

Tijdens het rijden, in het rennerspark en gedurende de wedstrijddag zijn volgende vei-ligheidsvoorschriften van toepassing:
- Op het circuit moet de piloot de zijruit aan de bestuurderskant gesloten houden. lndien deze regel wordt overtreden, zal betreffende piloot onmiddellijk uit de betreffende reeks genomen worden.
In het rennerspark, op weg naar de start en na af loop van de reeks op weg near het rennerspark, dient er stapvoets gereden te worden. Indien een piloot op de aangeduide wegen te snel rijdt, zal hij een boete van 5000 BEF krijgen. Bij niet-betaling en/of tweede overtreding zal hij voor de hele wedstrijddag geschorst worden.
- Het is iedere piloot gedurende de hele wedstrijddag verboden alcoholische dranken te gebruiken. Dit kan gedurende de hele wedstrijd gecontroleerd worden en indien deze regel overtreden wordt, zal de betreftende piloot voor de hele wedstrijd geschorst worden.
- Onsportief rijden zal worden bestraft met een verwittiging of met uitsluiting. De wedstrijdleiding zal in samenspraak met de sportcommissaris achteraf beslissen of de uitsluiting geldt voor de betreftende reeks of voor de hele wedstrijddag.
- Bij het niet naleven van de vlaggensignalisatic wordt de betreffende piloot onmiddellijk voor de hele dag uit de wedstrijd genomen,

Art. 16 Vaggen en signalisatie

Nationale driekleur: wordt gebruikt om de start te geven bij het wegvallen door technisch defect van de startlichten.

Zwart-witte dambordvlag:einde van de wedstrijd.

Rood-witte dambordvlag:keer terug naar het rennerspark in aangegeven richting.

Rode vlag:de wedstrijdleider legt de wedstrijd stil.Op de baanposten toont men dan de rode vlag.Vertraag en volg de aanwijzingen van de baancommissarissen op. De wedstrijdleider kan tot een rerun beslissen.

Zwarte vlag met uw nummer: verlaat zonder hinder voor uw tegenstrevers de baan. De wedstrijdleider zal u na af loop van de reeks inlichten omtrent de motivatie van zijn beslissing.

Zwart-witte diagonaal vlag: laatste verwittiging, bij een volgende overtreding zal u een sanctie krijgen in overeenstemming met uw overtreding.

Zwarte vlag met oranje bol en nummer:de wedstrijdleider vindt dat u een ernstig technisch defect heeft en dat u om veiligheidsredenen en zonder uw tegenstrevers te hinderen onmiddellijk terug naar het rennerspark moet rijden. Om te kunnen starten in een volgende reeks zal uw wagen door de technische commissarissen moeten nagezien worden.

Gele vlag:verboden in te halen vanaf de baanpost met de gele vlag tot voorbij het obstakel

Groene vlag:het eerder gemelde gevaar is voorbij,

Rood-gele gestreepte vlag: wegdek is ongewoon glad.