Hieronder zal een archeologisch artefact beschreven worden volgens de acht stappen van museumobject-beschrijving van S. Pearce.
1. Het materiaal van het artefact: constructie en ornament
2. Het materiaal van het artefact: het ontwerp van het artefact zelf en van de versiering, typologie
3. Het materiaal van het artefact: herkomst en industriële technieken
5. Context op micro- en macroniveau
6. Locatie in het landschap en in relatie tot soortgelijke locaties
7. Belangrijkheid en betekenis van het object
8. Eigen interpretatie: de rol van het artefact in de huidige sociale maatschappij
1. Het materiaal van het artefact: constructie en ornament
Het artefact is een bronzen beeldje (nr. 1923/III 25) van een stier met twee koppen dat op 3 februari 1923 door de heer Much in Gorz, Italië is aangekocht, samen met 36 andere voorwerpen, voor 275 gulden. Grootste lengte 7 cm., grootste breedte 5 cm., grootste hoogte 5 cm. Het is de afbeelding van een langhoornig rund met op de plaats waar de staart zou moeten zitten een tweede kop. De rug is gevormd tot een ring, waar een losse ring doorheen heeft gezeten, die deels nog aanwezig is: in het gat zit een stuk afgebroken metalen ring die vastgecorrodeerd is. Het beeldje heeft enkele bruine en witte plekken waar het aan het vervallen is, en verder is het geheel bedekt met groene patina, het is duidelijk brons en nog in vrij goede staat. Het brons is gegoten, het beeldje is vrij massief en zwaar. (terug naar boven)
2. Het materiaal van het artefact: het ontwerp van het artefact zelf en van de versiering, typologie
Het beeldje zelf is verder glad, en
de gehele stijl is vrij abstract. Het is zoals gezegd een afbeelding van een
langhoornig rund, met twee koppen in plaats van één. Ik heb van
dit specifieke beeldje geen literatuur of afbeeldingen gevonden, maar wel heb
ik afbeeldingen van zeer gelijkende beeldjes gevonden. De weinige informatie
die bij deze afbeeldingen werden gegeven stuurden mij eerst richting Luristan
(West-Iran), waar wel enkele van dit soort dubbelkoppige dieren te vinden waren.
De beste overeenkomst vond ik echter in Italië, waar het beeldje wat ik
hier beschrijf ook vandaan is gehaald.
Het type is karakteristiek voor de Italiaanse, Piceense bronzen, die vooral
verspreid zijn tussen Tenna en Tesino (aan het midden van de Italiaanse oostkust),
en in het bijzonder in Grottazzolina. Het type is waarschijnlijk van over de Adriatische
Zee overgebracht. Het ontwerp, dat niet alleen dubbele stierenkoppen, maar ook
dubbele rammen, paarden, herten, vogels en dergelijke kan zijn, komt voor tussen
India en Spanje, en wordt in het gehele Mediterrane gebied aangetroffen. De
meeste van deze verspreide vormen kunnen gedateerd worden omstreeks de 9e of
8e eeuw voor Christus, wat valt in de Mediterrane Laat-Geometrische, Vroeg-Orientaliserende
periode. Het ontwerp zelf varieert in deze periode van abstract tot vrij bewerkt.
De versiering is niet echt typologisch te achterhalen: simpele vormen bestonden
naast bewerkte vormen. Het lag waarschijnlijk meer aan de algehele stijl van
een gebied zelf, waar het ontwerp werd aangenomen en in de eigen cultuur geïncorporeerd.(terug
naar boven)
3. Het materiaal van het artefact: herkomst en industriële technieken
Het artefact bestaat uit brons, dat
gegoten is. Het beeldje voelt vrij zwaar aan, en lijkt massief. Er is geen plek
te zien waar het brons mogelijk in een mal gegoten is, zoals ik al zei: het
beeldje is glad. Ik denk niet dat het via de lost-wax-methode is vervaardigd,
want dan zou er binnenin een holle ruimte zijn geweest, waardoor het beeldje
veel lichter zou moeten zijn. Het beeldje zelf is geheel van brons, maar het
restje van de ring, die aan de rug vastgecorrodeerd is, is mogelijk van een
ander metaal vervaardigd, misschien ijzer.
Waar het brons vandaan komt, is niet bekend. Mogelijk werd het koper- en tinerts
gewonnen in de omgeving, en werd het voorwerp door een plaatselijke smidse vervaardigd.
Het kan zijn dat het voor-werp geïmporteerd werd vanuit het oosten, maar
ik denk zelf dat de eerste optie waarschijnlijker is.(terug
naar boven)
4. Geschiedenis van het artefact zelf, van de "reis" die het object gemaakt heeft en de praktische functie die het artefact heeft gehad
Mijn idee is, dat het ontwerp oorspronkelijk uit het Nabije Oosten stamt (de Oriënt), en door middel van de handel met het Mediterrane gebied zijn invloed uitoefende in Italië. Daar ontwikkelde men zijn eigen voorwerp, die specifiek werd gebruikt voor de grafrituelen: het idee is namelijk dat deze beeldjes (die voor een levend persoon te zwaar zijn om comfortabel te kunnen dragen) werden gebruikt als hanger aan een grote fibula (van zo rond de 30 cm. lang), waarmee de (vrouwelijke) dode versiert werd. Omdat ik over het beschreven beeldje geen verdere informatie heb kunnen vinden, zal ik een zelfde soort beeldje beschrijven waar ik wel wat meer over weet, en waarvan ik vrij zeker kan zijn dat de geschiedenis van dat vergelijkbare beeldje overeenkomt met die ik beschreven heb. Het vergelijkbare beeldje is afkomstig uit een graf bij Grottazzolina, in de oost-Italiaanse deelmark Ascoli Picena, in de wat oudere literatuur ook bekend als Picenum. Het graf, nummer XIX, is van een (op haar rechterzij gelegen) vrouw, wat duidelijk blijkt uit de combinatie van grafgiften, zoals een soort kookpot, sieraden als fibulae, armbanden en kralen. Daarbij is ook een zeer grote fibula gevonden, van zo'n 30 cm. lang. Het vergelijkbare beeldje werd samen met nog vier "zusjes" gevonden, en ze zullen met zijn vijven aan deze grote fibula hebben gehangen. Deze beeldjes hebben overigens elk twee ringen aan de rug bevestigd. Waarom het twee ringen zijn kan ik niet achterhalen, maar zeker is dat ze met één van die twee ringen aan de fibula bevestigd waren. De beeldjes, samen met de fibula, zullen als "praktische" functie dus alleen gebruikt zijn bij het grafritueel, omdat het voor een persoon nogal onpraktisch zou zijn geweest deze fibula met de zware beeldjes te dragen. De behangen fibula werd waarschijnlijk gebruikt ter opsmuk van de dode, zodat deze met gepaste waardigheid in het dodenrijk zou kunnen treden. (Dit filosofische idee is natuurlijk speculatief, we zullen nooit weten wat het gedachtegoed van de mensen in Picenum in de 8e eeuw voor Christus precies is geweest!)(terug naar boven)
5. Context op micro- en macroniveau
De vergelijkbare beeldjes uit het graf in Grottazzolina zijn op microniveau gevonden in een grafcontext, als hangers. Op macroniveau konden soortgelijke dubbele-dierenbeeldjes ook andere functies hebben gehad en in andere contexten voorkomen. In Olympia en Delphi in Griekenland waren het ook hangers, maar daar werden ze in de heiligdommen gebruikt als votiefgift. Daarnaast zijn er handvaten gevonden waar dubbelkoppige dieren op zaten. Deze gebruiksvoorwerpen zullen ook in de context van een afvalkuil of depotvondst kunnen worden gevonden. Een andere gebruiksvorm is een (mantel?-)speld, zoals ze in India zijn gevonden, met als knop een dubbelkoppig dier. Ook zijn er aanwijzingen dat dubbele-dierenbeeldjes als zwaardhandvat werden gebruikt, zoals op Sardinië. Zwaarden konden evenwel in graven worden meegegeven, maar ze kunnen ook apart worden gevonden, als depot of votief.(terug naar boven)
6. Locatie in het landschap en in relatie tot soortgelijke locaties
De vorm komt in het algemeen voor in Sardinië (zwaardheften), Italië (hangers aan grote fibula), Griekenland (Olympia / Delphi: votiefbeeldjes, handvaten op kraters en kannen), Cyprus, West-Iran (Luristan: hangers), en verder in de Kaukasus en delen van Siberië. De dubbelkoppige stier is een veel gebruikt motief in Ur. Verder zien we dubbele dierenvormen op spelden uit de buurt van India (Mohenjo Daro). Zie verder het bijgevoegde kaartje voor de belangrijkste vindplaatsen van dubbelkoppige dierenvoorwerpen.(terug naar boven)
7. Belangrijkheid en betekenis van het object
Dit soort beeldjes werd gebruikt als
grafgift, en waarschijnlijk drukte het prestige, status uit. Misschien was het
aantal beeldjes aan een fibula toonaangevend voor de belangrijkheid van de begraven
persoon. Ik weet niet zeker of dit soort grafgift alleen aan vrouwen werd meegegeven,
daarvoor heb ik geen vergelijkingen. Men zou kunnen denken van wel, omdat de
beeldjes in meerdere grafcontexten samen met reuzenfibula's zijn gevonden. Maar
of deze fibula's en beeldjes specifiek vrouwelijk waren
?
Of de stier een symbolische functie had, is niet met zekerheid te zeggen. Het
rund werd in meer functies en contexten als versiering of afbeelding gebruikt,
op gebruiksvoorwerpen, sieraden en speciaal voor het grafritueel vervaardigde
grafgiften. Naast de afbeelding van stieren werden echter ook afbeeldingen van
rammen en andere dieren gebruikt. Ook hiervoor is niet duidelijk of elke diersoort
een speciale (symbolische) betekenis had. Wel is duidelijk dat de vormen en
stijlen in het Mediterrane gebied en ook wel erbuiten redelijk met elkaar overeenkomen.(terug
naar boven)
8. Eigen interpretatie: de rol van het artefact in de huidige sociale maatschappij
Wat betreft het beeldje dat ik in de
eerste plaats heb beschreven, ben ik vrijwel zeker dat het de functie van grafgift
en ornament voor de doden heeft gehad. Omdat het voorwerp niet meer in context
was toen het aangekocht werd, en de context ook nergens beschreven is, weet
ik niet zeker of het in combinatie met een reuzenfibula is gevonden. Dus blijven
we vooralsnog in onzekerheid over de functie van dit beeldje. Ik ben er wel
zeker van dat het een hanger is geweest, en geen handvat van een zwaard of een
ketel, en ook geen speld.
Tegenwoordig geven we onze doden geen grafgiften meer mee, dankzij het wijdverbreide
christendom. In die context zullen we dus in de huidige maatschappij deze beeldjes
niet meer vinden. In de context van gebruiksvoorwerpversiering in het Mediterrane
gebied komt het dubbelkoppige dier waarschijnlijk alleen nog voor op replica's
van de originele artefacten, maar eerlijk gezegd heb ik geen moderne vergelijkingen
kunnen vinden. Ik denk dus niet dat er nog rudimentaire elementen in de huidige
Italiaanse en Mediterrane maatschappijen te vinden zijn.(terug
naar boven)
1. Annibaldi, Giovanni, 1960. Grottazzolina, Regione V (Picenum). In: Notizie degli scavi di antichita. Rome, Accademia nazionale dei lincei, pag. 366-392, fig. 3.
2. Babelon, Ernest & J.-Adrien Blanchet, 1895. Catalogue des Bronzes Antiques de la Bibliothèque Nationale. Parijs, Ernest Leroux Editeur. Pag. 483-484.
3. Bol, Peter C., 1985. Antike Bronzetechnik - Kunst und Handwerk antiker Erzbilder. München, Verlag C.H. Beck.
4. Camporeale, Giovannangelo, 1969. I commerci di Vetulonia in età orientalizzante. Firenze, Sansoni Editore. Tav. VI.
5. Catling, H.W., 1964. Cypriot Bronzework in the Mycenaean World. Oxford, At the Clarendon Press. Plate 43
6. Enciclopedia dell'arte antica-classica e orientale, 1965. Instituto della enciclopedia Italiana, fondatada Giovanni Treccani, Rome, pag. 154-156.
7. Gauner, Werner, 1991. Die Bronzegefässe von Olympia - mit Ausnahme der geometrischen Dreifüße und der Kessel des orientalisierenden Stils. Teil I: Kessel und Becken mit Untersätzen, Teller, Kratere, Hydrien, Eimer, Situlen und Cisten, Schöpfhumpen und verschiedenes Gerät. In: Olympische forschungen, Band XX. Berlijn / New York, Walter de Gruyter.pag. 150-151, Tafel 91, fig. 2, 3.
8. Goldman, B.M., 1959 (1983). Oriental influences on Etruscan bronzes. University Microfilms International. Ann Arbor, Michigan, USA. Pag. 127, 194, 197-198, fig. 76, 77.
9. Jacobsthal, Paul, 1956. Greek pins and their connexions with Europe and Asia. Oxford, At the Clarendon Press. Pag 53, fig. 240
10. Marconi, Pirro & Luigi Serra, A. XII. E. F. (in het 12e fascistische jaar, ten tijde van Mussolini). Il museo nazionale delle marche in Ancona. Nr. 37 della serie degli Itinerari dei musei e monumenti d'Italia. Rome, La libreria dello stato. Pag. 71.
11. Porada, Edith, 1962. The Art of Ancient Iran, Pre-Islamic Cultures. New York: Crown Publishers, Inc. In: Art of the World
12. Ridder, A. de, 1913. Les Bronzes Antiques du Louvre. Vol. I: Les figurines. Parijs, Ernest Leroux Editeur. Pag. 37, plaat 21, cat. 199 en 200.
13. Rolley, Claude, 1967. Die Bronzen. In: H.F. Mussche, Monumenta Graeca et Romana. Volumen V: Griechische Kleinkunst, Fasciculus 1. Leiden, E.J. Brill. Pag. 2, plaat 6, fig. 18.
14. Rolley, Claude, 1969. Les statuettes de bronze. In: Fouilles de Delphes, Tome V, monuments figurés. Parijs, Editions de Boccard. Pag. ? ,fig. 117, plaat ?.
15. Rolley, Claude, 19??. Fouilles de Delphes, Tome V, monuments figurés. Bronzes animaux. Parijs, Editions de Boccard. Pag. 45-58, fig.176, nr. 179.
16. (Tentoonstellingscatalogus, 2000). Die Picener - Ein Volk Europas. Schirn Kunsthalle Frankfurt, 12. Dezember 1999 - 6. Februar 2000. Edizioni de Luca. Pag. 267, fig. 545.
17. (Tentoonstellingscatalogus, 1954). Praehistorische bronsplastiek uit Sardinië. Gemeentemuseum Den Haag 7 april - 25 april 1954; Stedelijk Museum Amsterdam 30 april - 23 mei 1954; Cat. 49.
18. Thouvenot, Raymond, 1927. Catalogue des figurines et objets de bronze du musée archéologique de Madrid. Bibliothèque de l'école des hautes études Hispaniques. 1. Bronzes Grecs et Romains. Parijs, E. de Boccard; Bordeaux, Feret & Fils Editeurs. Pag. 73, 75, fig. 362.
19. Vanden Berghe, Louis, 1983. Luristan - een verdwenen bronskunst uit West-Iran. Tentoonstelling Sint-Pietersabdij Gent, 9 oktober 1982 - 30 januari 1983. Gent, Centrum voor Kunst en Cultuur. Pag. 192, fig. 249.
20. Wijngaarden, W.D. van, 1954. De Loeristanbronzen in het RMO. Oudheidkundige mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (Nuntii ex museo antiquario Leidensi). Leiden, RMO. Pag. 24, plaat X, fig. 52.
Ilona Kaptein
Opleiding Archeologie: Pre- en protohistorie
Groninger Instituut voor de Archeologie
e-mail: [email protected]