Titel: Nucleaire Organisatie
Inleiding:
Tot voor kort was er weinig duidelijk over hoe de chromosomen in de nucleus van de cel gerangschikt waren. Vaak dacht men dat dit volledig door elkaar was en dat het dus een onoplosbaar probleem was hoe dan de in elkaar gewikkelde kluwen van chromosomen weer uit elkaar werd ‘getrokken’, alvorens de cel tot deling over kon gaan. Nu wordt het echter steeds duidelijker dat de verschillende chromosomen allen een eigen plekje, een domein, in de kern van de cel hebben; wanneer de cel uit de deling komt blijkt dat de chromosomen zich decondenseren op een gereguleerde manier. Ze ‘groeien’ als het ware van de kern van de nucleus naar de periferie ervan. Wanneer de cel dan weer in deling wil gaan, dan is het simpelweg het condenseren van de chromosomen, zonder dat er eerst sprake moet zijn van ontrafeling van alle door elkaar liggende chromosomen. Het blijkt dat elk chromosoom zijn eigen compartiment heeft en dat specifieke gen transcriptie processen in bepaalde subcompartimenten plaatsvinden.
Hoofdstuk 1: Compartimentalisatie/ wat voor compartimenten.
Zoals hierboven geschreven is er dus sprake van compartimentalisatie van de kern; een compartimentalisatie waarbij elk chromosoom zijn eigen domein heeft.
Hoofdstuk 1.1: chromosomen een eigen plekje + nucleolus
Hoofdstuk 2: Structuur in compartiment
Hoofdstuk 2.1: Hetero chromatine
Hoofdstuk 2.2: interchromatine + RNA transcriptie + splicing
Discussie:
De maatschappelijke relevantie van de compartimentalisatie van de kern is duidelijk bij (toekomstige) gentherapie. Nu nog is er vaak sprake van onnodige proeven met dieren om uiteindelijk een goed gen in het genoom van bijvoorbeeld een koe te krijgen. Bijvoorbeeld bij de stier Herman: voordat deze stier tot leven was gewekt, hadden er tientallen mislukte gentransplantaties plaats. Dit omdat het nieuwe gen vooral kans heeft om te worden geimplanteerd in heterochromatine; dit is het chromatine wat niet actief is. Zeer veel van al het chromatine is heterochromtine, oftewel niet actief en niet coderend DNA.
Als met weet hoe deze compartimentalisatie werkt en hoe de actieve genen actief zijn en waar deze zich in het compartiment bevinden, kan men veel betere en effectievere gentherapie bedenken.