|
ORDE OP ZAKEN STELLEN Maleachi 3:8-12 - Een woord speciaal gericht aan Leiders. Mag een mens
God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U?
In de tienden en de heffing. Met de vloek zijt
gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel. Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat
er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der
heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en
zegen in overvloed over u uitgieten. Dan
zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat hij de vrucht van uw land
niet verderve en opdat de wijnstok op het veld voor u niet zonder vrucht
zij, zegt de Here der heerscharen. En alle
volken zullen u gelukkig prijzen, omdat gij een land van welbehagen zijt,
zegt de Here der heerscharen. (Maleachi 3:8-12 ) Nu voordat U
besluit , wanneer u dit leest, dat u wel iets beters hebt te doen, of u wenst
dat u mijn Homepage niet bezocht had, wilde ik u vragen nog even bij me te
blijven. Vele voorgangers
hebben deze tekst gebruikt en waarschijnlijk zonder het te beseffen een vloek
uitgesproken over hun eigen kudde, terwijl dit woord in de eerste plaats
niet eens voor hen bedoeld was. Tegen wie had
Maleachi het? Nu dan, u geldt,
o priesters, deze aanzegging: {~} Indien
gij niet hoort, en indien gij het niet ter harte neemt mijn naam eer te geven,
zegt de Here der heerscharen, dan zal Ik onder u een vloek zenden en uw zegeningen
in vloek verkeren; ja, Ik heb ze reeds in vloek verkeerd, omdat gij het niet
ter harte genomen hebt. (Maleachi 2:1-2) Als Nieuw Testamentische
gelovigen zijn wij allen priesters voor God maar in die tijd waren de priesters
de leiders van het volk. Maleachi heeft
het dus tegen de priesters en levieten, de toenmalige leiders van het volk. Maleachi leefde
in de tijd van Nehemia en Ezra. Ezra was belast met de opbouw van de tempel
en Nehemia bouwde weer de muren van Jeruzalem en nadat die taak voltooid was,
leerde hij het volk hoe zij voor de tempel moesten zorgen en hoe zij rechtvaardig
voor God konden leven. Hij herstelde de z.g. tempel orde. Hij bouwde voorraadschuren
waar de mensen hun tienden konden brengen en hij leerde hen waar de tienden
voor gebruikt moesten worden en ook wie er al dan niet toegestaan was om
in de tempel te wonen en te werken en van het voedsel in de voorraadschuren
te eten. Ik was niet van
plan om u hier een lering over tienden te geven. Die kunt u genoeg zelf vinden
in uw bijbel en op het internet. Er is iets anders wat wij nader moeten bekijken. In de tijd toen
de tempel en de muren werden herbouwd, was er onder de
mensen een man die Tobia heette. Deze Tobia was een Ammoniet
en mocht niet in de gemeente Gods komen Zijn zonen ook
niet. Dezen (w.o. Tobia
en zijn zonen) zochten naar het schriftelijk bewijs, dat zij ingeschreven
waren in het register, maar daar het niet te vinden was, werden zij van
het priesterschap uitgesloten, en de
stadhouder deed aangaande hen de uitspraak, dat zij van het allerheiligste
niet mochten eten, totdat een priester zou optreden met Urim en Tummim. (Nehemia
7:64-65) Toen Nehemia
terug ging naar Babylon, gebeurde er iets. Nu had voor deze
tijd de priester Eljasib, die aangesteld was over de vertrekken van het huis
van onze God, en die een bloedverwant van Tobia was, voor
deze een groot vertrek ingericht, waarin men tevoren het spijsoffer, de wierook,
het gerei, en de tienden van het koren, van de most en van de olie, het wettige
aandeel der Levieten, der zangers en der poortwachters, en de heffing der
priesters placht te brengen. (Nehemia 13:4-5 ) Onmiddellijk nadat
dit gebeurd was hielden de mensen op hun tienden te brengen. Nu is de vraag,
WIENS SCHULD was dat? Eljasib had de leiding en
het overzicht over de tempel en de voorraadschuren en hij brak de regels
en de mensen stopten met geven. Waarom stopten
zij met geven? Ik geloof en de bijbel bevestigt
het, dat de Heilige Geest mensen beweegt om te geven en ik geloof ook dat
Hij hen stopt om te geven wanneer dingen niet volgens Gods voorschrift en
verordeningen gedaan worden. Dus mag ik u vragen, WIE wordt hier eigenlijk
vervloekt? Ten eerste de leider, in dit geval Eljasib en indirect de andere
bedieningen en zo werkte de vloek ook op het
hele volk. Dus allen ondervonden
de gevolgen van de vloek, maar er was er maar een die dingen kon omkeren door
zijn zonde te belijden en dat was de priester die de leiding had. Het Oude Testament
is een schaduw van de dingen die wij zien in het Nieuwe Testament. Hierdoor leren
wij God kennen en Zijn wegen. Omdat dit verhaal
een schaduw is moeten wij uitvinden hoe wij dit verhaal kunnen toepassen
op de kerk van vandaag. Waar was Tobia
een beeld van? Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi binnenkomt, maar op een
andere plaats inklimt, die is een dief en een rover;
(Johannes 10:1 ) Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Ik ben de deur der schapen. (Johannes 10:7) Wat zegt Jezus
hier, wat is de waarheid? Ik geloof dat wij deze tekst zo mogen lezen, “wie niet door
Mij gezalfd en aangesteld is om voor Mijn schapen te zorgen, maar wie probeert
op een andere manier binnen te komen, is een dief en een rover.” Dat zijn
krachtige woorden! In het woord
vinden wij verschillende voorbeelden van mensen die probeerden te zijn wat
God hun niet gemaakt had. Koning Uzzia
probeerde het werk van de priester te doen en hij werd melaats. De zonen
van Aaron brachten vreemd vuur binnen, niet zoals God het had voorgeschreven
en zij werden gedood. Koning David vervoerde de ark niet volgens Gods voorschrift en iemand stierf onderweg. Petrus zei eens in het
boek van Handelingen dat God onze onwetendheid door de vingers zag maar er
komt een tijd wanneer Hij Zijn kerk gaat inspecteren en ik geloof dat die
tijd heel nabij is. Het is nu tijd om te doen wat koning David deed. Hij
riep de Ziener in het woord van God en vond uit hoe God een en ander gedaan
wilde hebben. Wij moeten dat ook doen en als we weten hoe, dan moeten we
het ook zo doen. Dus Tobia was
het beeld van iemand die een positie van leiderschap had genomen in een plaats
waar God hem niet had aangesteld. Dat zien we vandaag ook nog gebeuren in
de kerk. Sommige voorgangers stellen hun vrienden aan of familieleden of
iemand die veel geld geeft aan de gemeente en die het werk goed ondersteunt.
Maar dat kan dan wel eens niet de persoon zijn die God daar wil hebben. Het
wordt tijd dat we beseffen dat God een goddelijk plan en orde voor Zijn kerk
heeft. Jezus is het Hoofd van de kerk en Hij zegt: Ik zal Mijn kerk bouwen.
Dus moeten wij ons onderwerpen aan Zijn leiderschap. We lezen vaak
in de Bijbel dat God zegt dat mensen de sabbat niet onderhouden. Wat bedoelt
Hij daar nu mee? Ik vond het antwoord in Jesaja 58:13 . Indien gij niet
over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag,
maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht,
en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen,
of ijdele taal uit te slaan, God heeft het
over mensen die hun eigen zaken behartigen op hun eigen manier,
die hun eigen weg gaan zonder God te raadplegen. God zegt in Ezechiel
37 over Zijn volk, Zijn kerk: zeg dan tot hen:
Zo zegt de Here Here: zie, …..Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen
…..Ik zal hen tot een volk maken …..Ik zal hen verlossen van
alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen….Ik zal
hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig
te midden van hen stellen. (Ezechiël 37:21-26) Geloven wij wat
God hier zegt? Wij zien dit gebeuren in de eerste kerk in Jeruzalem, in het
boek van Handelingen. Nu weten velen
van ons niet waar onze plaats is in het lichaam van Christus. Het is ons erfdeel
om God te horen voor onszelf. Hij zal ons Zijn wil voor ons leven duidelijk
maken wanneer wij Hem met ons hele hart zoeken. In het boek van Nehemia stelde
Ezra priesters aan die het Woord van God aan het volk moesten voorlezen en
dan staat er iets waar wij even notitie van moeten nemen. Jesua nu, en
Bani, en Serebja, Jamin, Akkub, Sabbethai, Hodia, Maaseja, Kelita, Azaria,
Jozabad, Hanan, Pelaja, en de Levieten onderwezen het volk in de wet. En
het volk stond op zijn standplaats. (Nehemia 8:7
SV) Ik heb bewust
hier gekozen voor de tekst zoals die staat in de Statenvertaling. De Heilige
Geest wees mij namelijk op deze tekst en ik zag dat door het lezen van het
Woord, de mensen wisten wie zij waren en zo konden zij hun plaats innemen.
Ze stonden daar dus niet zomaar, nee, terwijl zij het Woord hoorden werden
zij zich bewust wat hun plaats was en begonnen zij die dus in te nemen. Het
woord ‘stond’ in het Hebreeuws betekent: verblijven, aangesteld worden, dienen.
Het woord ‘standplaats’ betekent: vastgestelde plaats. Ik wil met u
delen wat er zou kunnen gebeuren wanneer er vandaag iemand aangesteld wordt
op een plaats van leiderschap waar God hij/zij niet wilde hebben en waarvoor
hij/zij dus ook geen zalving hadden ontvangen. Volgens Gods woord zal God
Zijn zegeningen intrekken wanneer dingen niet gedaan worden volgens Zijn
woord.. Ik hoorde eens
de getuigenis van een man van God die erg veel succes had in de zakenwereld.
Toen God hem riep in de bediening vroeg hij of hij nog een jaar mocht werken
zodat hij niet afhankelijk zou zijn van anderen. God zei tegen hem, Zoon,
zo werk Ik niet. Wanneer jij in gehoorzaamheid wandelt zullen de gevers het
weten en zul jij nooit iets tekort komen, maar wanneer jij ongehoorzaam bent
zullen de gevers dat ook weten en zij zullen ophouden met geven. Wanneer er een
tekort is in de kas van de kerk, begint de voorganger meestal te preken over
Maleachi 3. Zij beseffen echter niet dat zij
op die manier hun eigen gemeenteleden vervloeken.
Daar moet een einde aan komen! Voorgangers, ga naar God en vraag
Hem of er soms een Tobia in de voorraadkamer woont. Het is niet de schuld
van de mensen wanneer er niet genoeg geld inkomt, het is de verantwoordelijkheid
van de voorgangers en leiders, zich voor God te vernederen en Hem te vragen
wat er verkeerd is en zich dan te bekeren. Ik kan u volgens Gods woord verzekeren
dat er voor iedere gemeente , wat voor maat ook een bedrag is vastgesteld
door God Zelf. Genoeg om de gemeente van te bouwen en te voorzien in alles
wat nodig is om het volk van God in die gemeente tot volle wasdom te brengen.
Ik heb het nu dus niet over een gebouw van steen en cement, maar Gods glorieuze
kerk, door Hem gebouwd. Wanneer Gods tegenwoordigheid
tastbaar aanwezig is er ook genoeg geld om het werk te doen! Bestudeert u
het leven van mannen zoals koning David, Salomo, Josia en Hizkia. Er staat
zelfs dat mensen ervan werden weerhouden om te geven omdat er meer dan genoeg
was…!! Het is nu tijd
om orde op zaken te stellen in de kerk van Jezus Christus. God komt naderbij
om Zijn werk te inspecteren . De dag des Heren
is nabij. Het zal te dien
tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; …. (Sefanja 1:12
) Froukje, Oss,
november 2003 |