back

 
Voorwaarden voor
opwekking



Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren.
Jezus antwoorde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. (Joh 14:21,23)

Hoe graag willen wij dat Jezus Zichzelf aan ons openbaart en hoe graag
willen wij dat Jezus en de Vader bij ons komen wonen. De Statenvertaling zegt het iets krachtiger: „Wij zullen woning bij hem maken".

Maar hoe kan dat dan?, zegt U.  Jezus woont toch al bij ons. Dat hebben we geleerd toen wij tot bekering kwamen. We hebben Jezus gevraagd in ons te komen wonen.
Dat hebben wij inderdaad zo gedaan en God heeft ons gehoord en ons de Heilige Geest gestuurd als een „onderpand" als het ware, van onze erfenis.

In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte,  die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid. (Efeziërs 1:13-14 NBG51)

 
Het beloofde land waar wij zo naar uitzien is niet weggelegd voor ons ergens later in de hemel. Nee, God wil dat wij NU onze erfenis ontvangen! Nu is de tijd gekomen dat het volk van God het beloofde land moet binnentrekken en zijn erfenis in ontvangst nemen.
Onze erfenis is de Volheid van God, Vader Zoon en Heilige Geest, Die in ons woont.

Nu vertelt Jezus ons in  Johannes 14:21,23 dat er zekere vooraarden aan zijn verbonden om die erfenis in ontvangst te kunnen nemen.
Wat zijn die voorwaarden?

In 1994 begon God opnieuw machtig te bewegen, op verschillende plaatsen over de hele wereld en de vrucht van Zijn visitatie was: vreugde, herstel, maar nog het meeste een diepe intieme relatie met onze Heer Jezus Christus.  Jezus was bezig om Zichzelf duidelijk aan Zijn volk te openbaren. Er waren zoveel getuigenissen van veranderde levens. Het was ontzagwekkend! En nog steeds horen wij getuigenissen van zegening en genezing en herstel, maar ….we horen ook slechte rapporten.
Hele Websites zijn toegewijd om weer eens te proberen door hun bijtende kritiek en
Commentaar deze beweging van God te vermoorden. Er zijn mensen die denken dat zij geroepen zijn voor de bediening van modder gooien en heksenjacht houden. Die bediening ben ik niet in de Bijbel tegengekomen. Elke keer weer lees ik dat God ons beveelt om Zijn geboden te volgen en dat betekent , God lief te hebben met ons hele hart en onze naaste lief te hebben als onszelf. Paulus zei daarover:
Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan. (Rom. 14:4 )

 Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods.  Want er staat geschreven: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven.  Zo zal dan een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God. (Rom. 14:10-12).

In de Psalmen staat een ernstige waarschuwing. God zegt tegen ons:

Maar tot de goddeloze zegt God: Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen, en neemt mijn verbond in uw mond,  hoewel gij de tucht haat, en mijn woorden achter u werpt?  …  Uw mond laat gij in boosheid gaan, uw tong koppelt bedrog aaneen;  gij zit en spreekt tegen uw broeder, gij werpt smaad op de zoon van uw moeder.  Dit hebt gij gedaan en Ik heb gezwegen; gij beeldt u in, dat Ik geheel en al ben als gij. Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen.  Verstaat dit toch, gij, die God vergeet, opdat Ik niet verscheure, zonder dat iemand redt.  Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien. (Psalm 50:16-23)

Zoals zovaak, missen we hier in deze tekst uit  de NBG vertaling, weer een krachtige uitspraak uit de originele vertaling. In de King James staat:

„And to him that ordereth his conversation aright, will I shew the salvation of God"(Ps 50:23)

Er staat hier dat God zijn heil zal doen zien aan diegenen die dingen zeggen die juist en rechtvaardig zijn, die dus oppassen wat zij zeggen. Dus niet alleen lofoffers brengen.

In Jesaja zegt de Heer:

Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten uw heil zal voor u uit gaan, de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn.  Als gij dan roept, zal de Here antwoorden; als gij om hulp roept, zal Hij zeggen: Hier ben Ik. Wanneer gij uit uw midden het juk wegdoet, het wijzen met de vinger en het spreken van boosheid nalaat, (Jesaja 58:8-9)

De geboden waar Jezus het over heeft vertellen ons dat wij God moeten liefhebben met alles wat in ons is en dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf. Dat zijn de voorwaarden voor een grotere visitatie van God.

Ja, maar, hoor ik sommigen van jullie zeggen, Paulus bestrafte sommige mensen in het openbaar. Hij waarschuwde ook voor sommige mensen. Valse leraren en profeten. Maar wij moeten niet vergeten dat {aulus niet ons voorbeeld is, maar Jezus. Wat deed Jezus?

In de brieven van Johannes zegt hij, dat wij zullen zijn als Jezus.

Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. (1 Joh 4:17)

En dan legt Johannes nog uit wat hij precies bedoelt:

Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.  Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan ook God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben.  En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben. (1 Joh 4:19-21)
 Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren; en ieder, die Hem liefheeft, die deed geboren worden, heeft ook degene lief, die uit Hem geboren is.  Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen.  Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar… (1 Johannes 5:1-3)

Ooit was ik eens de secretaresse van een evangelist. Deze man wandelde in liefde met zijn medemens.
Er gebeurde grote wonderen in zijn bediening en andere predikanten waren jaloers op hem, maar hij vocht nooit terug. Hij wilde altijd het beste geloven van iemand.
Er kwam eens een broeder bij hem, wiens hart niet goed was. God had hem gezegend met een mooie zangstem en de mensen luisterden graag naar hem.
Hij wilde alle aandacht naar zich toe trekken.  Onze evangelist gaf hem ruimte in zijn diensten om te zingen en behandelde hem met liefde en respect. Ik maakte me daar zorgen om. Wat hij deed was niet goed voor onze bediening, vond ik. Maar toen leerde ik een belangrijke les. Toen ik probeerde met onze evangelist hierover te spreken en hem te waarschuwen voor deze broeder, zei hij , Zuster, Jezus had twaalf discipelen en een van hen was een duivel. En wat goed genoeg is voor mijn Meester, is goed genoeg voor mij. Dit antwoord zal ik nooit vergeten. Uiteindelijk verwijderde God deze man.  Ja, Jezus wist van het begin af aan dat Judas een dief was en dat hij Hem zou verraden, maar Hij  zei nooit tegen de anderen wat Hij wist. Tot de laatste minuut gaf Hij Judas de gelegenheid om zich te bekeren. Gods genade en geduld is zoveel groter dan die van ons!  Dit is het ware karakter van God en het wordt tijd dat wij leren van Jezus, wat het betekent om in liefde te wandelen met onze broers en zusters. Ja, Hij bestrafte de Farizeeërs en Schriftgeleerden openlijk en Hij veegde de tempelhof schoon met een zweep. Als er een ding is wat God haat dan is het vroomheid, valse religieuze vroomheid! Deze vrome Farizeeërs
hadden een andere vader, dat waren niet Zijn broers. Maar wij verslinden onze eigen broers en zusters. Wij zijn zo vlug met het wijzen van onze vinger en wij helpen de aanklager, de duivel, met zijn vuile werk.
Op een dag was ik bezig met bidden en ik nam het zwaard van Gods woord uit Jesaja 54:17:

Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren. (Jesaja 54:17)

Ik voelde dat er mensen achter mijn rug, kwaad gesproken hadden over mij.
De macht van leven en dood is in de tong (Spreuken 18:21). Wat ze niet beseften was dat ze mij dus aangeklaagd hadden bij God. Dat is het werk van de duivel.
Dus verbrak ik elk negatief woord dat over mij gesproken was achter mijn rug en verklaarde ik dat mijn rechtvaardigheid van God was.  Op dat moment sprak God met mij. Ik had met anderen over Zijn dienaren zitten praten en niet altijd erg positief.
Wat van Mijn dienaren? vroeg God, hun gerechtigheid is ook van Mij. Ieder van ons zal voor zichzelf rekenschap geven aan God (Rom 14:12), zei Paulus.
Ik moest mij dus bekeren van elk negatief woord dat ik over mijn broeders had uitgesproken en God vragen de macht van die negatieve woorden te verbreken, voordat ik kon verwachten dat God hetzelfde voor mij zou doen.
Ooit werd mij gevraagd te bidden voor een dienares van de Heer, die gevallen was en haar rug bezeerd had. Het was een raar ongeluk, ze liep drie treetjes af naar de tuin, om haar was op te hangen en ze struikelde en viel. Vijf ruggenwervels werden daardoor beschadigd en ze had ondragelijke pijn. Toen ik voor haar wilde gaan bidden, zei de Heer, neem het zwaard van Jesaja 54:17 ter hand en verbreek de negatieve woorden die over haar gesproken zijn door haar broeders en zusters. Doordat zij haar hadden aangeklaagd voor God, had de vijand vrij spel en kon haar aanvallen.  Ik verbrak de woorden die over haar gesproken waren en bad voor haar en de Heer genas haar.
Wij zijn zo vlug met onze kritiek en het wijzen van de vinger en we voelen zelf zo gerechtvaardigd om dit te doen.

Het nare hiervan is dat  het ons iets kost. Wanneer wij niet in liefde met elkaar wandelen, zoals Jezus dat bedoeld had, dan kan het ons onze zalving kosten.

Wij zijn geroepen om de zieken te genezen, de doden op te wekken, de verbrokenen van hart te verbinden, de gevangenen te bevrijden, gevangenisdeuren te openen en om bressen te herstellen, de vrede na te jagen en in het licht met elkaar te wandelen. Maar we laten onszelf afleiden. Wij denken dat God niet bij machte is om voor Zijn eigen kinderen te zorgen en hen op het rechte pad te houden en dat wij Zijn werk voor Hem moeten doen.
In plaats dat wij mensen in eenheid bij elkaar brengen, gebruiken wij al onze tijd om te proberen het onkruid uit Gods akker te trekken. Dit brengt verwarring en onenigheid onder de gelovigen.

Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel:  hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten,  een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen,  wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders. (Spreuken 6:16-19)

Wij dwingen onze broers en zusters om keuzes te maken, voor of tegen iemand.
Dit zou niet zo mogen zijn. Nehemia was een wijs mens. God had hem geroepen om de muren van Jeruzalem te herbouwen en toen anderen probeerden hem af te leiden en hem vroegen om hun vergaderingen bij te wonen zei hij, Ik heb werk om te doen en heb geen tijd om naar jullie toe te komen (om mij met dezelfde dingen bezig te houden waar jullie in betrokken zijn). Ze vroegen hem vier keer dringend om te komen en elke keer weer gaf hij hetzelfde antwoord. Echt een wijs mens en hij was in staat om het werk dat God hem gegeven had, te voltooien.

Onlangs sprak ik ook weer met iemand die zich speciaal geroepen voelde een bepaalde bediening aan de kaak te stellen en daar zelfs speciale bijeenkomsten voor hield. Ik vroeg aan de Heer wat Hij hierover te zeggen had en Hij sprak met mij door Zijn Woord.

Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker.  Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg.  Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn.  Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid?  Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan.  De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen?   Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken.  Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur. (Mattheüs 13:24-30 )

De eigenaar van de akker in dit verhaal is God. Het is Zijn akker en Zijn graan.
Wat God doet is goed. Hij zaait goede bedieningen in deze wereld om genezing en bevrijding te brengen en Zijn volk te zegenen. Maar de vijand zal altijd proberen om onkruid te zaaien in Gods akker. De mensen sliepen, ze waren niet waakzaam en alert en ze zagen de vijand niet komen. Hoe belangrijk is het toch dat de voorbidders hun plaats gaan innemen in het koninkrijk van God. Ik geloof dat God voor elke bediening en dienaar voorbidders heeft aangesteld, net zoals Hij ook aan koning David de opdracht gaf om de poortwachters aan te stellen en hen 24 uur per dag de wacht te laten houden bij de poorten.
Ja en nu kwam het onkruid dus te voorschijn tussen het graan en de slaven, dat zijn wij, zijn dienaren, bondslaven van Jezus Christus wilden hier iets aan doen.

Nu, let goed op wat de eigenaar van de akker zei, Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken. .  Laat beide samen opgroeien tot de oogst.  Denkt u niet dat God in staat is om iets te doen aan deze bedieningen die verkeerd gaan? Denkt u dat Hij wil dat wij er iets aan doen? Is dat waarvoor God u geroepen heeft?
Soms zal God iemand naar zo’n bediening of dienaar toesturen om te vermanen of hen tot de orde te roepen. Niet op een manier die hen zal vernietigen en afbreken, maar op Gods manier. God probeert altijd mensen te herstellen en Hij geeft hen de tijd en gelegenheid om zich te bekeren.  In Jeremia 23 zegt God:

Ik heb die profeten niet gezonden, toch hebben zij gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, toch hebben zij geprofeteerd.  Maar als zij in mijn raad hadden gestaan, dan zouden zij mijn volk mijn woorden hebben doen horen, dan zouden zij hen hebben doen terugkeren van hun boze weg en van de boosheid hunner handelingen.
 De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die mijn woord heeft, spreke mijn woord naar waarheid; wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des Heren.  Is niet mijn woord zo: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt? (Jeremia 23:21,22,28,29)

Dus wanneer God u niet daadwerkelijk de opdracht geeft om anderen te waarschuwen voor zekere bedieningen , kunt u beter ijverig voortgaan met het uitvoeren van de opdracht die Hij u wel gegeven heeft en laat die bedieningen over aan hun eigen Meester.  Wanneer het Lichaam van Christus leert om de geboden van onze Heer Jezus Christus te bewaren en begint om in liefde met elkaar te wandelen, dan zullen we spoedig zien hoe God en Jezus bij ons zullen komen
wonen en dan zal de heerlijkheid des Heren de aarde bedekken.

Want de aarde zal vol worden van de kennis van des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren die de bodem der zee bedekken. (Hab 2:14)

Dan zal de wereld zien dat God Zijn volk geheiligd heeft, wanneer Zijn tastbare Tegenwoordigheid in ons midden is (Ezechiel 37: 28). Dan zullen wij werkelijk het licht van deze wereld zijn en anderen naar God toe kunnen brengen!

Froukje,  Oss, 7 mei 2003

back

Home Page Gemaakt en Bewerkt 24 Oktober 2003 en geschreven door  Bergman Johannes  Homepage http://www.johannesjohn.coolix.com/