Scene 1
Ted probeert aan zijn proefschrift te werken, maar het lukt niet. Hij
loopt wat rond in en om het huis. We horen een bezetting van strijkers,
piano en fluit. De muziek doet melancholiek en treurig aan, de stijl is
romantisch. Op het moment dat Ted buiten staat en wat bladderende verf
van het huis krabt, horen we een verdichting in de score, wat ons vertelt
dat er iets gaat gebeuren. Dat is ook zo, we zien dat Ted het idee krijgt
om het huis te gaan schilderen, wat hij dan ook meteen gaat doen.
Terwijl Ted begint met schilderen, horen we al aan de muziek dat er
iets gaat gebeuren. We zien de eerste streken van de verfkwast en horen
dat er tegen de eerst mooi harmonische arpeggios een dissonerende basnoot
wordt gezet, terwijl ook het volume wat oploopt. Even denk je dat er wat
gaat gebeuren, maar dan lost de dissonant op en het volume neemt weer iets
af, wat een gevoel van opluchting opwekt: Gelukkig, er gebeurt toch niets.
Als Ted op een ladder staat, horen we een themaatje dat bestaat uit
een grote secunde, een kwart en weer een grote secunde (B, A, E, Fis),
dan stijgt het thema een kleine secunde en de intervallen zijn nu kleine
secunde, overmatige kwart, kleine secunde (C, B, Fis, G) Door de stijging
van het thema wordt al spanning opgewekt, de verschuiving van grote naar
kleine secundes doet daar nog een schepje bovenop. Vlak na deze stijging
zien we een shot van vliegende meeuwen en dan, terwijl de camera op Teds
hoofd af lijkt te zweven, horen we hoe de strijkers en de fluit op de hoogste
noot van het thema blijven hangen (de C) in een steeds herhalend ritmisch
patroon dat bestaat uit een kwart noot en een achsten triool. De neeuw
valt aan en Ted stort van de ladder. Als hij op de grond ligt, horen we
alleen nog een wegstervende lage toon, als afronding van de scene en als
benadrukking van de ellende.
Scene 2
Jill en Joanne lopen op het strand met Scout. Er komt een lijk aandrijven;
de toeschouwer ziet het eerder dan de meisjes. We horen een glazig, hoog
geluid en een fluit die een vrij, gerusstellend melodietje speelt. Terwijl
de meisjes naar het lijk kijken, horen we strijkers die een lage tremomlo
op een noot spelen. Dan rolt een golf de man om en terwijl we een close-up
van zijn gezicht zien, horen we de fluit, de strijkers en de piano tekeer
gaan in een afwisseling van een hoge triller (fluit en strijkers) met als
interval een kleine secunde en een laag cluster op de piano. Dit alles
wordt op een hoog tempo in een strak 16den ritme gespeeld. Het grote contrast
tussen hoog en laag, de kleine intervallen en het hoge tempo waarin gespeeld
wordt, geven duidelijk de schrik van de meisjes weer.
Terwijl ze wegrennen beginnen fluit en hoge strijkers twee thema's
door elkaar te spelen, ondersteund door een onderlaag van lage strijkers
en blazers, dit thema lijkt weer erg op het thema uit scene 1, ook de climax
is vergelijkbaar. De meisjes komen Karl tegen en schriken vreselijk van
hem, en weer blijft de muziek op een toon hangen in een bombastisch aandoend
ritme.