 |
|
 |
 |
 |
 |
 |
 |
|
|
|
|
 |
|
|
|
|
|
Zondag 11 juli, 10.00 uur: “Hallo oma, met Mereltje. Ik bel je uit de auto. We gaan een dagje naar het strand, maar staan nu in de file. In het begin was het heel gezellig, maar nu lijkt papa wel een beetje boos op mama. Hij zegt dat we ook lekker in de tuin hadden kunnen blijven zitten, maar dat zij zonodig weer moest doordrammen. Jij en dat rotstrand van je worden nog eens m’n dood, zegt-ie. Maar ik hang nu op, oma, want ik moet opeens heel erg plassen.” Zondag 11 juli, 12.00 uur: “Dag oma, je spreekt weer met Mereltje. We zijn nog steeds op weg naar het strand, maar we schieten nog niet erg op. Waar ik ook om me heen kijk zie ik auto’s stilstaan en in al die auto’s zitten de bestuurders heel chagrijnig voor zich uit te staren. Ik mocht van papa de auto niet uit om in de berm te plassen en toen heb ik het in mijn broek gedaan. Mama zegt dat het papa’s schuld is en papa zegt dat mama met haar gezeur precies op haar moeder lijkt. Op jou dus, oma!” Zondag 11 juli, 14.00 uur: “Met Mereltje weer, oma. Het schiet nog altijd niet op. Mama zit nu naast mij. Ze wil niet meer voorin naast papa. Hij draait steeds keihard een cd van Andre Hazes, terwijl mama liever klassieke muziek wil. Bovendien is het nu wel heel erg warm. De airconditioning is uitgevallen, zegt papa. Mama zegt steeds dat zij een scheiding wil. Ik snap dat niet, want ik vind die krullen- kop haar juist heel leuk staan.” Zondag 11 juli, 16.00 uur: “Ha die oma, hier Mereltje weer. We zijn er nog altijd niet hoor. Mama misschien wel, want zij is boos uitgestapt toen papa voor de tiende keer zei, dat hij door haar schuld zelfs het laatste deel van een wielerwedstrijd niet op tv kon zien. Toen is mama gaan lopen. En dat gaat toch een stuk sneller, denk ik. We hebben ook nog een half uur in de berm gestaan. De motor was oververhit geraakt, zei papa. En toen ging hij luid schreeuwend heel hard tegen de banden aan staan schoppen. Vreemd, he?” Zondag 11 juli, 18.00 uur: “Hoi oma, met Mereltje! Nou, we zijn gearriveerd. Maar ik weet niet of we het strand wel halen. Papa ziet helemaal blauw, omdat mama geprobeerd heeft hem te wurgen en bovendien is de auto total-loss. We kwamen mama vlak voor de boulevard weer tegen en toen probeerde papa haar omver te rijden. Dat lukte niet, omdat mama opzij sprong en toen botsten we tegen een muurtje. Nou, toen had je mama moeten zien! Daarom zitten we nu op het politiebureau. Zou je me misschien willen halen?” Maar ja dan staan we wel weer in de file op de terug weg!!!
|
|
|
|
|
|
De eerste keer denk je: he, gezellig. ’t Geeft toch wel sfeer, zo’n zigeuner straatorkestje. Weliswaar is het niet jouw favoriete muziek, maar het past op de een of andere manier wel bij het terras, bij ons dorp, bij het zonnige weer. O, ze willen er geld voor. Nou ja, da’s eigenlijk wel logisch. Wat zou je moeten geven? Een euro? Altublieft! De tweede keer denk je: verhip, daar heb je ze weer. Of zijn het anderen? Zou ook kunnen. Jammer dat ze alleen van die overbekende deuntjes spelen, op die viool van ze, die gitaar, die accordeon. Zouden ze nou niks anders weten dan ‘Blue Spanish Eyes’ of ‘Tulpen uit Amsterdam’? Maar ach, wat maakt het uit. Ze doen tenminste iets voor de kost. En je haalt weer een euro uit je zak. Alstublieft! De derde keer denk je: het wordt nu wel een beetje erg veel van het goede. Er is potdorie vrijwel geen moment meer dat je op een terras kunt plaats nemen zonder dat je met die zogenaamde zigeunermuziek wordt lastig gevallen. Even overweeg je om te zeggen dat ze die euro wel kunnen krijgen, maar dat ze dan wel moeten beloven om te vertrekken. Maar ach, dat is misschien wat al te onvriendelijk. Alstublieft! De vierde keer denk je: mijn hemel, houdt het nou nooit op? Je zit hier in de eerste plaats voor je rust! Helemaal krankjorum word je van die kolereherrie, die bovendien te lang in je kop blijft rondzingen. Nu moet je dus betalen voor iets wat je helemaal niet op prijs stelt. Kijk, daar komt-ie alweer met z’n centenbakkie. Maar ja, je wilt geen ruzie. Alstublieft! De vijfde keer denk je: stoppen nu, echt stoppen! Je kunt er niet meer tegen. Het komt je werkelijk je strot uit. En moet je die koppen van die kerels zien. En die goedkope leren jasjes van ze. Zo onbetrouwbaar als de neten natuurlijk. Weet je wat het zijn? Dieven. Nog even en ze willen ook je scharen en messen slijpen. En het zijn nog slechte muzikanten ook. Wegwezen hier, voordat ze hun geld weer komen ophalen. Ober! Afrekenen! Nu! En dan maak je je uit de voeten. En dan lees je de krant, ’s avonds in je luie stoel. En dan lees je dat de Zandvoortse Horeca en de Nederlandse Spoorwegen (ze teisteren inmiddels ook de treinen) harder tegen al die straatmuzikanten uit het Oostblok willen gaan optreden. En dan denk je: eindelijk gerechtigheid…(?)
|
|
|
|
|
|
Als je bekend wilt zijn en geen kennis vergaren, ga dan in een dorp wonen.
Als je kennis vergaren wilt en niet bekend zijn, vestig je dan in een stad.
|
|
|
Printvriendelijke versie
|
|
 |
|
 |