|
|
Algemene richtlijnen
Tien vuistregels voor de Instructeur.
Leer de geleider de taal van de hond begrijpen.
Zorg voor een goede verstandhouding tussen hond en geleider.
De instructeur geeft zijn ervaring met de hond zo veel mogelijk door.
Spreek A.N., klaar en duidelijk.
Ken de bevelen en het programma.
Geef uitleg voor iedere oefening: waarom, het nut en noodzaak van een oefening.
Moedig de geleider regelmatig aan.
Besluit de les met een gemakkelijke oefening, zodat de geleider hun hond kan
belonen.
Indien er problemen zijn tussen geleider en hond, moeten de instructeurs een
blok vormen.
Problemen worden besproken tijdens de vergadering, en niet aan de toog.
|
Hoe bevelen aanleren?
Het aanleren van bevelen kan gebeuren met:
De stem (let op de intonatie)
De leiband
De linkerhand
De bevelen:
1. Hier-kom
2. Voet = altijd aan het linkerbeen
3. Rechts - links (kwartdraai)
4. Rechtsom - linksom
5. Volg: naam van de hond
met linkerbeen vertrekken
eventueel rukje aan de leiband
6.
7. Apport - bij verloren apport eventueel:
8. Plaats
9. Voedselweigeren: nee
-
indien toch eet of likt: foei
10 Normale pas - langzame pas - lichte looppas.
11.Keer
Bevelen voor agility:
-
Door: vb. slurf
-
Over: vb. kattenloop
-
Ver: vb; vertesprong
-
Spring: vb hoogtesprong
-
Terug
|
|